Week 5, herhaling redekundig ontleden MH1

Week 5, herhaling redekundig ontleden MH1
We hebben alle lesstof over redekundig ontleden behandeld.

Deze les gaan we alles nog even kort herhalen 
en we gaan klassikaal oefenen.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Week 5, herhaling redekundig ontleden MH1
We hebben alle lesstof over redekundig ontleden behandeld.

Deze les gaan we alles nog even kort herhalen 
en we gaan klassikaal oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie nog over
redekundig ontleden?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
De leerdoelen van deze les zijn:
  • Jullie weten hoe je een zin kan ontleden en wat zinsdelen zijn;
  • Jullie kunnen de zinsdeelproef toepassen;
  • Jullie weten hoe je de persoonsvorm kan vinden en het
      werkwoordelijk gezegde;
  • Jullie weten hoe je het onderwerp van vinden;
  • Jullie weten hoe je het lijdend voorwerp kan vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is grammatica belangrijk?
A
Je hebt het nodig om goede zinnen te maken.
B
Je hebt het nodig voor de juiste spelling.
C
Eigenlijk heb je het niet nodig.
D
Je hebt het nodig om een andere taal te leren.

Slide 4 - Quizvraag

Leg uit: hoe werkt de zinsdeelproef?

Slide 5 - Open vraag

Welk zinsdeel is meestal de persoonsvorm?
A
Het eerste zinsdeel
B
Het laatste zinsdeel
C
Het tweede zinsdeel
D
Het voorlaatste zinsdeel

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vinden we de persoonsvorm?
A
Getalproef, tijdproef
B
Zin vragend maken
C
Alle werkwoorden in de zin opzoeken
D
Staat altijd achteraan

Slide 7 - Quizvraag

Leg uit!
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Slide 8 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
wie/wat + het voltooid deelwoord
B
wie/wat
C
wie/wat + lijdend voorwerp
D
wie/wat + pv/wwg

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
wie/wat + onderwerp
B
wie/wat + gezegde + onderwerp
C
wie/wat + gezegde
D
wie/wat + persoonsvorm

Slide 10 - Quizvraag

Welke volgorde gebruiken we als we een zin willen ontleden?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het wwg?
De jongens hebben veel kattenkwaad uitgehaald.
A
hebben
B
kattenkwaad
C
hebben kattenkwaad uitgehaald
D
hebben uitgehaald

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het WWG?
Hij vroeg mij om een schilderij te maken.
A
vroeg te maken
B
vroeg maken
C
vroeg
D
maken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
De verpleegkundige zorgde goed voor de vele patiënten.
A
de vele patiënten
B
de patiënten
C
zorgde voor
D
de verpleegkundige

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
De timmerman heeft hele mooie houten meubels gemaakt.
A
hele mooie houten meubels
B
meubels
C
de timmerman
D
mooie houten meubels

Slide 15 - Quizvraag

Oefenen met zinsdelen
Ik geef een aantal leerlingen een blad met een zinsdeel.

Op de volgende dia staan zinnen die we samen één voor één gaan ontleden. Jullie gaan met jullie blaadjes op de juiste volgorde staan.

Slide 16 - Tekstslide

Verdeel de onderstaande zinnen in de juiste zinsdelen.

  1. De oude woning heeft veel schade door de orkaan.
  2. Gisteravond heb ik een feest bezocht.
  3. De kip heeft wel tien eieren uitgebroed.
  4. Over zes weken gaan we met de klas naar Walibi.
  5. Mijn vader heeft mijn moeder een bos bloemen gegeven.
  6. De taxichauffeur leverde zijn klant af op het verkeerde adres.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
De leerdoelen van deze les zijn:
  • Jullie weten hoe je een zin kan ontleden en wat zinsdelen zijn;
  • Jullie kunnen de zinsdeelproef toepassen;
  • Jullie weten hoe je de persoonsvorm kan vinden en het
      werkwoordelijk gezegde;
  • Jullie weten hoe je het onderwerp van vinden;
  • Jullie weten hoe je het lijdend voorwerp kan vinden.

Slide 18 - Tekstslide

Begrijpen jullie de lesstof en kan je hiermee aan de slag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll