7.1 De Verlichting (les 2)

7.1 De Verlichting
Je leert vandaag:
- hoe rationeel en optimistisch de ideeën van verlichte denkers waren en hoe deze werden toegepast.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

7.1 De Verlichting
Je leert vandaag:
- hoe rationeel en optimistisch de ideeën van verlichte denkers waren en hoe deze werden toegepast.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling: Godsdienst
  • Voltaire was deïst; hij nam aan dat God de wereld had gemaakt, maar zich er niet meer mee bemoeide. 
  • Sommige verlichte denkers waren atheïst; ze geloofden niet in een god. 

Slide 2 - Tekstslide

In hoeverre waren de mensen in de tijd van de Verlichting gelovig?
0 is helemaal niet gelovig
100 is heel erg gelovig
0100

Slide 3 - Poll

Sociale verhoudingen
  • Adel en geestelijkheid hadden allerlei voorrechten in de 18e eeuw.

Slide 4 - Tekstslide








Voltaire vond de verdeling goed. Alleen een bovenlaag kon volgens hem zelf nadenken. De anderen konden zich beter laten leiden door het gezag van hun adellijke heer of de kerk. 







Jean Jacques Rousseau gaf aan dat alle mensen van nature gelijk zijn. Bestaande ongelijkheden waren in strijd met de rede. 
Alle mensen waren geboren met verstand en moesten dus gelijke rechten hebben. Verschillen die niet gebaseerd waren op prestaties, moesten verdwijnen. 

Slide 5 - Tekstslide

Politiek
  • Verlichte denkers ontwikkelden ook nieuwe politieke ideeën.
  • Met rationalisme en optimisme wilden ze de politieke situatie verbeteren.

Slide 6 - Tekstslide







De Engelsman John Locke stelde dat koningen en regeringen hun macht niet krijgen van God, maar van de burgers. Bestuurders moesten de mensenrechten beschermen. De overheid moest volgens Locke niet boven de wet staan.
Hij was voor een rechtsstaat waarin rechten en plichten van burgers én overheid zijn vastgelegd in wetten.







Ook Rousseau meende dat het hoogste gezag in de staat, de soevereiniteit, afkomstig was van het volk. Regering, parlement en rechters moeten het gezag uitoefenen in naam van het volk. Deze volkssoevereiniteit noemde hij ‘de algemene wil’. Die was belangrijker dan de belangen van de individuen.

Slide 7 - Tekstslide

Wie van de Verlichte denkers was vóór een constitutionele monarchie? 

Slide 8 - Tekstslide

De Franse verlicht denkende edelman Montesquieu vroeg zich af hoe onderdrukking moest worden voorkomen. Als één persoon of groep alle politieke macht heeft, leidt dat volgens hem onvermijdelijk tot corruptie (omkoping), machtsmisbruik en onderdrukking.

Hij bedacht de driemachtenleer (trias politica). 1. Het het parlement moet wetten vaststellen (wetgeven). 
2. De regering moet wetten uitvoeren. 
3.  Onafhankelijke rechters moeten  de naleving van wetten controleren. 

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
1. Lees paragraaf 7.1 De Verlichting én maak opdracht 4.
2. Schrijf daarna de ideeën van verlichte denkers (uit 7.1) op: 
- beantwoord daarbij de volgende vragen: 
   a. Op welk terrein (bv. politiek) was deze verlichte denker actief?
   b. Welke ideeën had deze verlichte denker? En wat hielden deze ideeën in? 
   c. In hoeverre kun je deze verlichte ideeën zien als iets extreems (radicaal)? 
   d. Heeft deze verlichte denker in zijn tijd een belangrijke rol gespeeld? 
   e. Maken wij tegenwoordig nog gebruik van deze verlichte ideeën? Zo ja, leg je antwoord uit. 
Neem je antwoorden mee naar de volgende les - na de meivakantie. 
Volgende keer kijken we naar de verlichte ideeën op basis van de 'economie'. 

Slide 10 - Tekstslide