Lijdende en bedrijvende vorm

Lijdende en bedrijvende vorm
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
  •  kan je benoemen of een zin in de lijdende of bedrijvende vorm staat.
  • plus: kan je een zin omzetten van een bedrijvende vorm naar een lijdende vorm.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hond | wordt | door Jara |uitgelaten

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Log in op LessonUp


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een taart wordt door mij gebakken.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik geef mijn moeder bloemen.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kat vangt een muis.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De boom wordt door mij nagetekend.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik steek een kaars aan.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten
1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)
4. Een zin staat in de bedrijvende vorm als het onderwerp iets doet (De leerling maakt de toets)
5. Een zin staat in de lijdende vorm als er iets met het onderwerp wordt gedaan (De toets wordt gemaakt door de leerling)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak lijdende zinnen van de volgende zinnen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juf Gerritje koopt een computer.

Slide 17 - Open vraag

De bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Juf Gerritje) en een lijdend voorwerp (een computer).
Meester Maarten wast de auto.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Giel verkoopt de stoelen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap het verschil tussen een bedrijvende zin en een lijdende zin?
A
Ja
B
Nee, ik zou graag nog extra uitleg willen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies