Lijdende en bedrijvende vorm

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
  •  kan je benoemen of een zin in de lijdende of bedrijvende vorm staat.
  • plus: kan je een zin omzetten van een bedrijvende vorm naar een lijdende vorm.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hond | wordt | door Jara |uitgelaten

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een taart wordt door mij gebakken.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik geef mijn moeder bloemen.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kat vangt een muis.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De boom wordt door mij nagetekend.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik steek een kaars aan.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plusopdracht
Zet deze zinnen in de andere vorm.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juf Gerritje koopt een computer.

Slide 14 - Open vraag

De bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Juf Gerritje) en een lijdend voorwerp (een computer).
Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten
1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meester Maarten wast de auto.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Giel verkoopt de stoelen.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
dure
breekt
Door
de
jonge
vaas
het
hondje

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
spelbord
de
liggen
Op
het
pionnen

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan vijf zinnen. Welke regel wordt gebruikt voor het spellen van het onderstreepte werkwoord? Maak de juiste combinaties. 
A
B
C
D
E

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk drie zinnen met twee persoonsvormen

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een zin met minimaal twee persoonsvormen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak twee zinnen met het werkwoord -gebeuren-.

In de ene zin is -gebeuren- de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
In de tweede zin is -gebeuren- een voltooid deelwoord.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak twee zinnen met het werkwoord -branden-.

In de ene zin is -branden- de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
In de tweede zin is -branden- de persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
Sleep de volgende zinnen in de goede volgorde
1
't was in de derde klas
ik keek haar aan en wist het niet
'k dacht dat ik al iets was
'Wat wil je worden?' vroeg de juf

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
Mijn
opa
probeert
bij
spel
te
winnen
elk

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies