Door inspraak te vergroten, kun je sociale ongelijkheid verkleinen (denk aan arbeiders en vrouwen).
Sinds 1985 is ongelijkheid weer toegenomen, onder andere door liberalisme (en individualisering -> zelf verantwoordelijk, niet de groep).
Slide 5 - Tekstslide
Visie op rol overheid bij sociale ongelijkheid:
Socialisten: overheid moet sociale ongelijkheid actief tegengaan. Ingrijpen in de economie is oplossing, ook onderwijs en werk voor iedereen.
Confessionelen: gespreide verantwoordelijkheid, door middel van subsidies aan maatschappelijk middenveld.
Slide 6 - Tekstslide
Liberalen: denivellering: inkomensverschillen zijn goed. Zo min mogelijk ingrijpen in economie zorgt voor werk. Bedrijven kunnen veel beter regelen dan de overheid, dus privatisering = goed (bedrijven niet van overheid maar van particuliere (bedrijven)).
Slide 7 - Tekstslide
Nu:
Start met het exact leren van de kernconcepten:
1. Acculturatie
2. Cultuur
3. Sociale ongelijkheid
4. Rationalisering
5. Globalisering
timer
5:00
Slide 8 - Tekstslide
Overheidsinstrumenten
Socialezekerheidsbeleid: meest effectief. Geen eigen inkomen? Overheid regelt het (AOW bv)
Actief arbeidsmarktbeleid: minder werkloosheid door: 1. subsidies zodat bedrijven mensen aannemen. 2. opdrachten geven aan bedrijven bv wegenbouw.
Slide 9 - Tekstslide
Inkomensverdelingsbeleid: beleid om inkomen gelijk te trekken (of niet). Bv: belasting om rijken minder rijk te maken of geld geven aan zij die armer zijn, om ze minder arm te maken. = nivelleren.
Onderwijsbeleid
Wijkgericht achterstandsbeleid
Slide 10 - Tekstslide
Effecten van instrumenten
Minder sociale ongelijkheid.
Minder beloningsongelijkheid.
Minder kansenongelijkheid.
Hoge uitgaven van de overheid.
Weinig prikkels voor werk.
Minder doelmatig inzet middelen (bv vaste contracten. Lastig om iemand te ontslaan, dus dan liever niet geven).
Slide 11 - Tekstslide
Nu:
Onder de 5.0: maak tekstverkenners 1-4 opdracht 16 + één kiezen uit: 17-20.