VWO 6 - Week 36

VWO 6 - Week 36
Bienvenue! 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

VWO 6 - Week 36
Bienvenue! 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- décrire ce qui vous rend heureux - se 
- comprendre un article sur le départ de la maison parentale
- le subjonctif  (aanvoegende wijs) 
 

Slide 2 - Tekstslide

Le bonheur

Slide 3 - Tekstslide

C'est quoi le bonheur? 
  • choisissez 2 mots 
  • décrivez un petit moment de joie que vous avez vécu en rapport avec ces mots 

Slide 4 - Tekstslide

C'est quoi le bonheur? 
  • choisissez individuellement celle qui vous rendrait le / la plus heureux (se). 
  • Ensuite: comparez et expliquez vos choix

Slide 5 - Tekstslide

Quizlet 

Slide 6 - Tekstslide

Lire 
  • Cahier d'exercices A 
  • Page 10-11 
  • Exercice 5 t/m 8 

Slide 7 - Tekstslide

Subjonctif 
  • Ex. 9-11 (cahier d'exercice A)
  • Stencil 

Slide 8 - Tekstslide

Subjonctif
De subjonctif is een werkwoordsvorm die vooral wordt gebruikt om een wens, een gevoel, twijfel, of een noodzaak uit te drukken. In het Nederlands komt deze vorm nauwelijks (meer) voor. Wij zeggen bijvoorbeeld nog wél: Leve de koning! en: Het zij zo! In het Frans komt de subjonctif juist regelmatig voor. Je vertaalt een subjonctif met de tegenwoordige tijd.
Subjonctif

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Video

Formation
Le subjonctif present se forme avec le radical des 3• et 1'• personnes du pluriel au present:

• ils doivent ➔ que je doive, que tu doives, qu'il/qu'elle/qu'on doive, qu'ils/qu'elles doivent.

• nous devons ➔ que nous dev ions, que vous deviez I Les verbes en « -ier » ont deux « i »: que nous etudiions, que vous etudiiez.

Ceux en « -ayer », « -ayer » et « -uyer » gardent le « y » : que nous essayions, que vous essayiez

Slide 11 - Tekstslide

Verbes irréguliers
être
avoir
faire 
savoir
pouvoir
pleuvoir
falloir
aller
valoir
vouloir

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ex. 307
Ex. 309

Slide 14 - Tekstslide

L'utilisation
  • Avec un verbe de necessite, de volonte ou de souhait (ex. 311 - 317) 
  •  Avec un verbe de sentiment ou de jugement (ex. 318 - 323)
  • Avec un verbe d'incertitude (ex. 324 - 333)
  • L'expression de l'ordre, du souhait ou de l'etonnement (ex. 334 - 336)

Slide 15 - Tekstslide

Let op: na het werkwoord espérer --> nooit subj. 

Slide 16 - Tekstslide

Ex. 309
Ex. 311

Slide 17 - Tekstslide

Exercice 9 t/m 11 

Slide 18 - Tekstslide