les 23/5: metonymie, pleonasme, tautologie

Aan het eind van deze week:
- weet je wat verschillende stijlfiguren zijn;
- kun je verschillende vormen van metonymie herkennen, begrijpen en gebruiken;
- ken je het verschil tussen een pleonasme en een tautologie.

Vandaag: metonymie

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- weet je wat verschillende stijlfiguren zijn;
- kun je verschillende vormen van metonymie herkennen, begrijpen en gebruiken;
- ken je het verschil tussen een pleonasme en een tautologie.

Vandaag: metonymie

Slide 1 - Tekstslide

Metonymie
Metonymie is een vorm van beeldspraak.

Metonymie: als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op.
  • koppen tellen, terwijl je bedoelt: ‘mensen tellen’. In plaats van het ‘geheel’ (mens) noem je een onderdeel (kop). 

Slide 2 - Tekstslide

Metonymie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Maken en bespreken
bladzijde 92: opdracht 1

zin 1: 
1. Metoniem: Het witte huis
2. Verband: Plaats/ruimte i.p.v. degenen die daar zijn.
3. Er wordt bedoeld: De mensen van de regering in het Witte Huis.

Slide 5 - Tekstslide

Tautologie 
Tautologie = synoniemen - twee keer wordt hetzelfde gezegd, maar dan met andere woorden (twee dezelfde begrippen).
  • blij en verheugd
  • vast en zeker
  • altijd en eeuwig

Slide 6 - Tekstslide

Pleonasme
Pleonasme = de betekenis van een woord, dat al ergens bij is ingesloten, wordt herhaald.
  • grijs beton
  • vrouwelijke typiste
  • witte sneeuw
  • houten boomstam

Slide 7 - Tekstslide

Wat is dan fout hieraan?
Je mag niet twee dingen dubbelop zeggen, als je er geen figuurlijk taalgebruik mee wil aangeven.
Probeer het eens!
    1. Dat is een vaste standaarduitdrukking voor die beroepsgroep.
    2. De ruiters gingen te paard het strand op.
    3. Zullen we die toets tot later uitstellen?
    4. Bovendien moet ik ook nog mijn boeken uit mijn kluisje halen. 


    Slide 8 - Tekstslide

    Wat is dan fout hieraan.....?
    • Je mag niet twee dingen dubbelop zeggen
    • Tautologie
    • Pleonasme
    Probeer het eens!
    1. Dat is een vaste standaarduitdrukking voor die beroepsgroep.
    2. De ruiters gingen te paard het strand op.
    3. Zullen we die toets tot later uitstellen?
    4. Bovendien moet ik ook nog mijn boeken uit mijn kluisje halen. 

    Slide 9 - Tekstslide

    Weet je nu:
    -  wat de verschillende stijlfiguren van woordenschat H1 en H2 zijn en hoe je deze herkent? 
    - wat het verschil is tussen een pleonasme en een tautologie? 
    - hoe je verschillende vormen van metonymie herkent en gebruikt? 
    Huiswerk
    Woordenschat H3 (blz. 92 en 93)
     Opdracht 1 + 2 
    Woordenschat H4 (blz. 126 en 127)
    Opdracht 1 + 2

    Slide 10 - Tekstslide