hv2t ne schrijfopdracht boek (fictie 22 en 23) en repetitie TV 12-13-27-28

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

                          Welkom hv2t

Programma

1. 10 minuten stil lezen
2. Bespreken taalverzorgingstoets 12-13-27-28
3. Fictie 22-23 Leerdoelcheck
   
4.  Vooruitblik schrijfopdracht boek 2
   

10 minuten lezen

Leerdoelcheck

• Je leert hoe een schrijver tijd kan gebruiken om spanning te creëren.
• Je leert versnelling, vertraging, flashbacks en flashforwards herkennen in een verhaal.
• Je kunt uitleggen waarom en hoe een schrijver speelt met de tijd om spanning te creëren in een verhaal en je kunt hier voorbeelden van geven.
• Je weet wat ruimte is en hoe een schrijver ruimte inzet om spanning te creëren
  

"Ze had de hele dag gewinkeld en was nu moe."

1. Versnelde tijd
2. Vertraagde tijd

"Hé, waar zijn mijn sleutels. Ik had ze toch op tafel laten liggen. Waar had ik ze voor het laatst? Toen ik uit mijn auto stapte? Of ook nog toen ik ging koken? Waar zou ik ze toch neergelegd kunnen hebben? Wat stom toch van me "

1. Versnelde tijd
2. Vertraagde tijd

Welke omschrijving van ruimte herken je hierin: "het was warm. Je kon eigenlijk geen stap verzetten. Het was wel eerder zo warm geweest, maar nog nooit zo vroeg in het jaar. Het was pas maart, en we liepen nu al in korte broek door het park. Terwijl we twee weken geleden nog konden schaatsen."

1. Voorwerpen
2. Het weer
3. Locatie
4. Tijdperk

Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?

1. de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
2. de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
3. de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
4. de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

1: verteltijd vs. vertelde tijd

Zijn blik stond op standje wijsneus en hij sprak snel toen hij zei: het luisteren naar deze zin kost je ongeveer vier seconden.

1. verteltijd is langer dan vertelde tijd
2. verteltijd is korter dan vertelde tijd
3. verteltijd en vertelde tijd zijn even lang.

Spanning in verhalen kun je pwekken door:

1. De vertelde tijd langer te maken dan de verteltijd
2. De vertelde tijd korter te maken dan de verteltijd.

Afsluiting en vooruitblik:  boek 2 uitlezen en datum prikken- maandag 13 januari?

 schrijfopdracht boek 2

Spelen met tijd

Schrijfvaardigheid 9 & 10

Feedback vorige opdracht

Afsluiting en vooruitblik:  Grammatica 5, 22-23

Huiswerk: Lezen blz 22

maken opdracht 1-2-3 blz 23