KB 4 soorten vragen in examen Nederlands 2019 (papier)

Nederlands KB 2019
Het examen Nederlands KB 2019 bestaat uit 26 vragen, een samenvattingsopdracht en een
schrijfopdracht.
Voor dit examen zijn maximaal 52 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands KB 2019
Het examen Nederlands KB 2019 bestaat uit 26 vragen, een samenvattingsopdracht en een
schrijfopdracht.
Voor dit examen zijn maximaal 52 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1 vraag 1


Kruis bij iedere uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Zoek de antwoorden op in tekst 1. 
Je hoeft deze tekst dus niet eerst helemaal door te lezen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
vooral meerkeuzevragen, schrijfopdracht(en)

digitale examen: geen samenvatting
wel kijk- en luistervragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 3 tekst 3
Welk woord past het best bij deze advertentie?
Volgens deze advertentie is kennis over de nieuwe verkeersborden vooral

A   bruikbaar.
B   noodzakelijk.
C   overbodig. 

Slide 4 - Tekstslide

woordenboek gebruiken als je woord niet kent.
vraag 4 tekst 3
Voor welke doelgroep is deze advertentie vooral bestemd?
Voor alle mensen die

A  al een tijdje hun rijbewijs hebben.
B  opnieuw rijexamen moeten doen.
C  van plan zijn om hun rijbewijs te gaan halen.
D  veilig over straat willen.

Slide 5 - Tekstslide

waar let je op als er naar de doelgroep gevraagd wordt?

ervaren
herkansers
beginners
algemeen
vraag 5 tekst 3
In de advertentie staan verschillende vragen over hoe lang het geleden is dat mensen hun rijbewijs hebben gehaald.
Wat willen de makers van de advertentie hiermee bereiken?

A informeren over de nieuwe verkeersborden die binnenkort langs de
weg te vinden zijn.
B laten nadenken over het feit dat hun kennis van verkeer niet meer
actueel is.
C oproepen om hun rijbewijs niet te laten verlopen, maar tijdig te
verlengen.
D overhalen om niet te lang te wachten met het volgen van een
opfriscursus. 

Slide 6 - Tekstslide

bereiken - doel / advertentie 

makers i.p.v. schrijvers


vraag 7 Tekst 4
De titel is ‘Liften nieuwe stijl’.
Wat wordt er met die nieuwe stijl bedoeld?
Nieuwe stijl betekent dat automobilisten

A die lifters meenemen vaak twintigers zijn.            (leeftijd bestuurders)
B lifters meenemen voor grote afstanden.                (groot aantal kilometers)
C lifters vinden via internet.                                              (middel, contact)
D zelf de prijs van de autorit bepalen.                          (motivatie)

Slide 7 - Tekstslide

nieuwe stijl - oude stijl

beschrijving/ verklaring nieuwe stijl

nieuwe manier itt vroeger
vraag 8 tekst 4
Wat doet de schrijver in alinea 1?
  
A  Hij benoemt een kritisch standpunt.
B  Hij beschrijft een opvallende ontwikkeling.
C  Hij geeft de opbouw van de tekst aan.
D  Hij geeft een samenvatting van de rest van de tekst. 

Slide 8 - Tekstslide

betekenis: kritisch standpunt = mening
vraag 9 tekst 4
Wat is volgens Veron Wormeester het grootste verschil tussen het liften
van vroeger en het liften van nu?
Volgens Veron Wormeester was liften vroeger

A echt veel veiliger, want vroeger was er minder criminaliteit.
B heel onzeker, maar nu kun je van tevoren een lift reserveren.
C meer vervuilend voor het milieu, want nu zijn auto’s schoner.
D veel goedkoper, want auto’s zijn een stuk duurder geworden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 10 tekst 
Wat zijn de belangrijkste redenen van lifters om gebruik te maken van BlaBlaCar?
Kruis in de uitwerkbijlage de vier belangrijkste redenen voor lifters aan.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 11 tekst
Wat is voor zowel de automobilist als de lifter de belangrijkste reden om gebruik te maken van BlaBlaCar?
Zowel de automobilist als de lifter
A belasten het milieu minder.
B delen de kosten.
C hebben onderweg wat aanspraak.
D kunnen om beurten rijden.
E zijn minder reistijd kwijt. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 12 tekst
In alinea 4 staat het woord ‘deeleconomie’. (regel 64)
Welke situatie past ook bij de deeleconomie?

A Klaas doet vrijwilligerswerk in een bejaardencentrum.
B Sara geeft geld aan muzikanten die op straat muziek maken.
C Sophie past op het huis van de buren die een maand op vakantie zijn.
D Willem leent zijn boormachine uit aan zijn buurman die er geen heeft. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 13 tekst
Wat is volgens Shana Smeets de kracht van BlaBlaCar in Nederland?
BlaBlaCar is een bedrijf
A dat nog niet bestookt is met rechtszaken.
B dat open is over de winst die het bedrijf maakt.
C waarbij automobilist en passagier de kosten delen.
D waarbij je alleen ver van tevoren een autorit kunt bestellen. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 14 tekst
Wie bepaalt de kosten van een rit met BlaBlaCar?
  
A  BlaBlaCar
B  de automobilist
C  de lifter 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 15 tekst
In de laatste alinea staat de zin “Daar windt ze geen doekjes om.”
(regels 128-129)
Welke zin kan hiervoor in de plaats staan?

A Ze is daar wat vaag over.
B Ze maakt het mooier dan het is.
C Ze zegt het met enige twijfel.
D Ze zegt het precies zoals het is.

Slide 15 - Tekstslide

uitdrukking
vraag 16 tekst
Welke zin past het best bij de laatste alinea?
De laatste alinea geeft een

A advies aan BlaBlaCar dat automobilisten zich meer op het maken van winst moeten gaan richten.
B nieuw gegeven over het feit dat BlaBlaCar uniek is doordat automobilisten geen winst maken.
C oproep om lezers ook uit te nodigen om van BlaBlaCar gebruik te gaan maken.
D waarschuwing dat BlaBlaCar in de toekomst een rechtszaak kan verwachten. 

Slide 16 - Tekstslide

welke zin = deelhoofdgedachte / kernzin
Op de website van het bedrijf BlaBlaCar staat de volgende tekst:

Meerijden via BlaBlaCar als passagier – Jan vertelt…

Meerijden kan gemakkelijk via het carpool platform BlaBlaCar. Jan vertelt over zijn ervaring als passagier en zijn ritten richting Frankrijk.
Jan reist als passagier regelmatig naar Frankrijk met BlaBlaCar. Hij vertelt: “In het begin was ik wel wat huiverig om lifters mee te nemen,
maar ik ben blij dat ik me bij BlaBlaCar heb ingeschreven. Bij elke rit is de eerste vraag – En wat doe je in het dagelijks leven? Dat is vaak het vertrekpunt van het gesprek en leidt vaak tot interessante nieuwe informatie. Opleidingen en voeding zijn gespreksonderwerpen die bij mijvaak terugkomen. In de afgelopen ritten heb ik veel bijgeleerd en leuke ontmoetingen gehad. Ik heb zelfs een vriendschap aan meerijden via BlaBlaCar overgehouden.”

Wat wil de maker van de website met dit voorbeeld bereiken?

A lezers bewijs leveren dat BlaBlaCar succesvol is
B lezers informeren over leerzame BlaBlaCar-ritten
C lezers vertrouwen geven in BlaBlaCar
D lezers via BlaBlaCar aan sociale contacten helpen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 18 tekst 5
Wat gebeurt er in alinea 1 en 2?

A De schrijver beschrijft een voorbeeld.
B De schrijver geeft een samenvatting.
C De schrijver noemt een conclusie.
D De schrijver stelt een onderzoeksvraag

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 19 tekst 5
In de eerste zin van alinea 2 staat: “(…) dus komt ze er dit keer makkelijk
vanaf.” (regels 14-15)
Wat betekent deze zin?
A Juliët heeft een nieuwe baan gekregen waarbij ze geen stress ervaart.
B Juliët heeft geluk gehad dat ze niet hoefde te bellen voor een nieuwe
baan.
C Juliët heeft zonder moeite te doen een nieuwe baan gekregen.
D Juliët solliciteerde via e-mail en kon van tevoren bedenken wat ze
wilde zeggen. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 20 tekst 5
Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
A   Alinea 4 bevestigt de uitspraak dat Juliët niet de enige met
telefoonangst is.
B   Alinea 4 geeft de oplossing voor het probleem van veel jongeren met
telefoonangst.
C   Alinea 4 laat zien dat het onjuist is dat het merendeel van de jongeren
juist liever veel contact heeft via de smartphone.
D   Alinea 4 noemt de eindresultaten van het onderzoek dat onlangs bij
scholieren is gedaan. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 21 tekst 5
Onno Hansen zegt dat veel jongeren het eng vinden om offline, dus
persoonlijk, te communiceren.
Hoe komt dat volgens hem?
Tijdens een persoonlijk gesprek
A  heb je geen tijd om uitgebreid over je antwoord na te denken.
B  is er geen mogelijkheid om te laten zien dat je handig met nieuwe
media omgaat.
C  kun je niet snel reageren op andere berichten die via de telefoon
binnenkomen.
D  moet je voortdurend je aandacht bij het gesprek houden.

Slide 21 - Tekstslide

hoe --- oorzaak
vraag 22 tekst 5
In alinea 8 staat: “De digitale wereld is een tweede natuur voor ze
geworden.” (regels 98-99)
Wat wordt hiermee bedoeld?

A dat alle jongeren van nature goed om kunnen gaan met sociale media
B dat jongeren altijd willen solliciteren door middel van appen
C dat jongeren het vanzelfsprekend vinden om snel op berichten te
reageren
D dat veel jongeren uitsluitend gebruikmaken van digitale kanalen 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 23 tekst 5
Welk kopje past het best boven alinea 8?
  
A  Appen
B  Generatiekloof
C  Toekomst
D  Werkgevers 

Slide 23 - Tekstslide

deelonderwerp alinea 8
vraag 24 tekst 5
Alinea 9 begint met: “Zolang de beslissers afgaan op aanbevelingen, open sollicitaties, uitzendbureaus en netwerkcontacten, adviseert Waasdorp diekanalen ook te gebruiken.” (regels 108-112)
Wie worden bedoeld met beslissers?
A jongeren
B netwerkcontacten
C uitzendbureaus
D werkgevers
E werknemers 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 25 tekst 5
Wat is het doel van de telefoontraining voor Juliët?
De training is vooral bedoeld om
A haar beter met haar moeder te laten communiceren.
B haar het werk in het callcentrum goed te laten doen.
C haar te helpen een baan te krijgen bij het callcentrum.
D haar te helpen in de toekomst een baan te krijgen.
E haar van haar telefoonangst af te helpen. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 26 tekst 5
Een studente heeft een leuke vacature gelezen en wil solliciteren. Ze heeft deze tekst gelezen en stuurt Geert-Jan Waasdorp een Whatsapp waarin ze vraagt om een tip.
Welk Whatsapp-bericht zal Waasdorp terugsturen volgens de informatie
uit deze tekst?

A Maak gebruik van een combinatie van online en offline middelen als je
solliciteert.
B Wees beleefd als je belt en maak geen spelfouten in je sollicitatiebrief.
C Zorg dat je goed gekleed bent als je vooraf bij je toekomstige
werkgever langsgaat.
D Zorg voor een origineel cv, want dan spring je er meteen als beste
kandidaat uit. 

Slide 26 - Tekstslide

een tip is een advies.
vraag 27 tekst 5
De tekst eindigt met een citaat van Juliët. (regels 142-146)
Hoe is dat citaat bedoeld?
Dit citaat is vooral bedoeld als een

A conclusie.
B oproep tot nadenken.
C samenvatting van de tekst.
D toekomstverwachting.
E voorbeeld bij het tekstonderwerp. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies