4M wk 12 leesvaardigheid/artikel oefenen voor proefexamen Niet gebeld is niet gesolliciteerd

4 mavo
LEESVAARDIGHEID
SCHRIJFVAARDIGHEID
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 mavo
LEESVAARDIGHEID
SCHRIJFVAARDIGHEID

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
  • Oefenen in LessonUp
  • Je werkt steeds zelfstandig de lessen door. Dat is dus anders wanneer ik klassikaal lesgeef.
  • Maak alle opdrachten en beantwoord op de manier waarop het staat in de LessonUp. Soms is dat met een foto, soms zijn het open antwoorden. 
  • Bewaar schrijfwerk goed als je feedback wil (bijvoorbeeld op spelfouten)
  • De meest opdrachten moet je echter zelf nakijken. Ik zorg voor nakijkmodellen

Slide 2 - Tekstslide

BELANGRIJKE MEDEDELING VOOR
DYSLECTEN!!!

Heb jij een dyslexieverklaring en mag je typen tijdens je proefexamen? Stuur mij dan even meteen een bericht in SOM, dan regel ik een laptop voor je!!!!!

Slide 3 - Tekstslide

LET OP:
Daarin staat/komt de enquête waarmee je je op kunt geven voor de twee facultatieve ED's!

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag: lezen + schrijven n.a.v. tekst 'Niet gebeld is niet gesolliciteerd'

Wat maak je af vandaag?

  1. Tekst lezen 'Niet gebeld is niet gesolliciteerd'
  2. Lees de tekstfragmenten steeds goed, anders heeft oefenen weinig zin. Je kun de tekst vergroten door er op te klikken.
  3. Vragen maken
  4. Artikel schrijven (en inleveren!)

Slide 5 - Tekstslide

Niet gebeld is niet gesolliciteerd 
Lees de eerste twee alinea's van de tekst:



Beantwoord daarna de vragen die daarbij horen ( vraag 1 en 2). Je kunt steeds op de afbeelding klikken om de afbeelding te vergroten. Klik linksonder op het x'je om de afbeelding weer klein te maken.


Slide 6 - Tekstslide

vraag 1: Wat gebeurt er in alinea 1 en 2?
A
De schrijver beschrijft een voorbeeld.
B
De schrijver geeft een samenvatting.
C
De schrijver noemt een conclusie.
D
De schrijver stelt een onderzoeksvraag.

Slide 7 - Quizvraag

vraag 2: In de eerste zin van alinea 2 staat:
“(…) dus komt ze er dit keer
makkelijk vanaf.” (regels 14-15)
Wat betekent deze zin?
A
Juliët heeft een nieuwe baan gekregen waarbij ze geen stress ervaart.
B
Juliët heeft geluk gehad dat ze niet hoefde te bellen voor een nieuwe baan.
C
Juliët heeft zonder moeite te doen een nieuwe baan gekregen.
D
Juliët solliciteerde via e-mail en kon van tevoren bedenken wat ze wilde zeggen.

Slide 8 - Quizvraag

Niet gebeld is niet gesolliciteerd 
Lees nu alinea 3 en 4 (2 aparte stukjes)



Beantwoord daarna de vragen die daarbij horen (vraag 3 en 4) . Je kunt op de afbeelding klikken om de afbeelding te vergroten.


Slide 9 - Tekstslide

vraag 3: Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
A
Alinea 4 bevestigt de uitspraak dat Juliët niet de enige met telefoonangst is.
B
Alinea 4 geeft de oplossing voor het probleem van veel jongeren met telefoonangst.
C
Alinea 4 laat zien dat het onjuist is dat het merendeel van de jongeren juist liever veel contact heeft via de smartphone.
D
Alinea 4 noemt de eindresultaten van het onderzoek dat onlangs bij scholieren is gedaan.

Slide 10 - Quizvraag

vraag 4: Onno Hansen zegt dat veel jongeren het eng vinden om offline, dus
persoonlijk, te communiceren.
Hoe komt dat volgens hem?
Tijdens een persoonlijk gesprek:
A
heb je geen tijd om uitgebreid over je antwoord na te denken.
B
is er geen mogelijkheid om te laten zien dat je handig met nieuwe media omgaat.
C
kun je niet snel reageren op andere berichten die via de telefoon binnenkomen.
D
moet je voortdurend je aandacht bij het gesprek houden.

Slide 11 - Quizvraag

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees nu alinea 5 en 6  van de tekst:



Beantwoord de volgende twee vragen. 


Slide 12 - Tekstslide

Vraag 5: Welk signaalwoord dat hoort bij tekstverband 'reden' zie je staan in alinea 5?

Slide 13 - Open vraag

Vraag 6: Welk signaalwoord dat hoort bij tekstverband 'middel-doel' zie je staan
in alinea 5?

Slide 14 - Open vraag

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees nu alinea 7 + 8 van de tekst:



Beantwoord dan vraag 7 en 8.


Slide 15 - Tekstslide

vraag 7: In alinea 8 staat: “De digitale
wereld is een tweede natuur voor ze
geworden.” (regels 98-99)
Wat wordt hiermee bedoeld?
A
dat alle jongeren van nature goed om kunnen gaan met sociale media
B
dat jongeren altijd willen solliciteren door middel van appen
C
dat jongeren het vanzelfsprekend vinden om snel op berichten te reageren
D
dat veel jongeren uitsluitend gebruikmaken van digitale kanalen

Slide 16 - Quizvraag

vraag 8: Welk kopje past het best boven alinea 8?
A
Appen
B
Generatiekloof
C
Toekomst
D
Werkgevers

Slide 17 - Quizvraag

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees de laatste alinea's (9, 10 en 11)  
van de tekst:

Beantwoord vraag 9 t/m 12.


Slide 18 - Tekstslide

vraag 9: Alinea 9 begint met: “Zolang de beslissers afgaan op aanbevelingen, open
sollicitaties, uitzendbureaus en netwerkcontacten, adviseert
Waasdorp die kanalen ook te gebruiken.” (regels 108-112)
Wie worden bedoeld met beslissers?
A
netwerkcontacten
B
uitzendbureaus
C
werkgevers
D
werknemers

Slide 19 - Quizvraag

vraag 10: Wat is het doel van de telefoontraining
voor Juliët? De training is vooral bedoeld om
A
haar het werk in het callcentrum goed te laten doen.
B
haar te helpen een baan te krijgen bij het callcentrum.
C
haar te helpen in de toekomst een baan te krijgen.
D
haar van haar telefoonangst af te helpen.

Slide 20 - Quizvraag

vraag 11: Stel: een studente heeft een leuke vacature gelezen
en wil solliciteren. Ze heeft deze tekst gelezen en stuurt
Geert-Jan Waasdorp een Whatsapp waarin ze vraagt om
een tip. Welk Whatsapp-bericht zal Waasdorp ongeveer
terugsturen volgens de informatie uit deze tekst? Typ dit Whatsappbericht.

Slide 21 - Open vraag

vraag 12: vraag 11: De tekst eindigt met een citaat van Juliët. (regels 142-146)
Hoe is dat citaat bedoeld?
Dit citaat is vooral bedoeld als een
A
conclusie
B
samenvatting van de tekst
C
toekomstverwachting.
D
voorbeeld bij het tekstonderwerp.

Slide 22 - Quizvraag

Schrijfopdracht bij deze tekst.
LEES EERST DE SITUATIEBESCHRIJVING.
(klik op de tekst).
Ga vervolgens door naar de volgende slide
voor de opdracht.


Slide 23 - Tekstslide

Artikel schrijven
Je schrijft dus een artikel voor de schoolkrant. Klik op het voorbeeld hiernaast als je even wil kijken hoe een artikel er ook al weer uitziet :-)
Denk aan de indeling:
  • titel
  • inleiding
  • middenstuk
  • slot
  • naam + achternaam onder je artikel
Denk aan spelling, witregels (tussen alle bovenstaande onderdelen), alinea's in het middenstuk (maar dan zonder witregel!)
De opdracht vind je op de volgende slide.

Slide 24 - Tekstslide

Klik hiernaast op de opdracht. Schrijf je artikel
(van minimaal 100 woorden) en maak er een
foto van. Lever de foto hier in
en bewaar je artikel als je het wil laten checken bij mij.

Slide 25 - Open vraag

Het artikel.. 
Hieronder vind je een globale uitwerking. 

Slide 26 - Tekstslide

Klaar? Top :-)
Wil je je taalgebruik laten checken? Vraag het je docent!

Slide 27 - Tekstslide