Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Formatieve toets A2
Formatieve toets grammatica
A2
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Formatieve toets grammatica
A2
Slide 1 - Tekstslide
Waar of niet waar:
Als er 1 werkwoord in de zin staat is dat een hulpwerkwoord
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Waar of niet waar: voornaamwoorden verwijzen naar personen, dieren, dingen of begrippen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Zou je nou eindelijk eens een keertje op tijd bij de training kunnen zijn?
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
Zou
kunnen
zijn
Slide 4 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Word jij ook door je ouders opgegeven voor die extra bijles in de vakantie?
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
Word
opgegeven
Slide 5 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
De jeugdige leraar is trots op zijn lange haar.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
is
zijn
Slide 6 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord:
Ik ben vaak naar zijn feestjes geweest.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
ben
zijn
geweest
Slide 7 - Sleepvraag
Welke zelfstandig naamwoorden staan in onderstaande zin?
In Nederland vragen jonge mensen hulp aan de regering van Mark Rutte.
A
Mensen, regering ,
B
Mensen, regering, Mark, hulp, jonge
C
Nederland, mensen, regering, Mark, Rutte, hulp
D
Nederland, jonge, mensen, regering, Mark, Rutte, hulp
Slide 8 - Quizvraag
Welke zelfstandig naamwoorden staan in onderstaande zin?
In hun keiharde schedel zit volgens stichting Brein nauwelijks hersenvloeistof, waardoor het kleine spechtenbrein minder heen en weer klotst.
A
schedel, hersenvloeistof, keiharde ,
B
hersenvloeistof, spechtenbrein, klotst, stichting
C
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein
D
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein, Brein
Slide 9 - Quizvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Na de vakantie ga ik heel snel een nieuwe boeken.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Voorzetsel
Na
heel
snel
nieuwe
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
De enorm grote kerstboom wordt dit jaar eerder geplaatst.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Voorzetsel
enorm
grote
kerstboom
jaar
eerder
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Koop jij dat groene truitje, dan neem ik die oranje.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
jij
groene
truitje
ik
oranje
Slide 12 - Sleepvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Vorige zomer vroegen zij ons of we ons wel realiseerden wat hen was aangedaan.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
zomer
zij
ons
we
ons
hen
Slide 13 - Sleepvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Hun nieuwe auto deed niet wat ze zijn vrouw, die niet zo slim is, hadden beloofd.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
hun
nieuwe
auto
ze
zijn
vrouw
slim
Slide 14 - Sleepvraag
Sleep de woorden uit onderstaande zin naar de juiste woordsoorten.
Elkaar het jawoord geven gaat gepaard met het uitwisselen van elkaars ringen.
zelfstandig naamwoord
werkwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
Elkaar
jawoord
uitwisselen
elkaars
Slide 15 - Sleepvraag
Welke zelfstandig naamwoorden staan in onderstaande zin?
In hun keiharde schedel zit volgens stichting Brein nauwelijks hersenvloeistof, waardoor het kleine spechtenbrein minder heen en weer klotst.
A
schedel, hersenvloeistof, keiharde ,
B
hersenvloeistof, spechtenbrein, klotst, stichting
C
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein
D
schedel, hersenvloeistof, spechtenbrein, Brein
Slide 16 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
SO grammatica
Oktober 2023
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
SO grammatica
November 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Theorie woordsoorten havo 2
Maart 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
woordsoorten
December 2021
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhalen woordsoorten
Augustus 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten leerjaar 2
April 2023
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Herhalen woordsoorten
September 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten havo 2
September 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3