Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking - les 54 + 55

Format 2
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 7 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Format 2
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je weet op welke manieren en bijvoeglijk naamwoord gevormd kan worden. 
  • Je kunt de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken of invullen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord en voegt een kenmerk toe aan het zelfstandig naamwoord:

de maaltijd – de gezonde maaltijd;
het mes – het scherpe mes

In de meeste gevallen plaats je -e achter het bijvoeglijk naamwoord. Soms is dat niet het geval, wanneer een onzijdig zelfstandig naamwoord (een het-woord) wordt voorafgegaan door een:
een gezonde maaltijd; een scherp mes

Slide 3 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
  • Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
De gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd.

De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak. (zie les 39).

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 54. Maak opdracht 1, 2 en 6.
Wat: Je maakt les 55. Maak opdracht 2, 3, 4 en 5.
Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt vandaag 40 minuten de tijd.
Klaar:    - 10 minuten NUMO
               - Nakijken
               - Lezen

Slide 6 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 7 - Woordweb