Spelling - H5.8

Spelling - H5.8
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling - H5.8

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt;
• acht dicteewoorden.
 
 



Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quizvraag

Welk zelfstandig naamwoord staat in het meervoud?
A
beker
B
meisjes
C
tafel
D
auto

Slide 6 - Quizvraag

Hieronder staan drie woorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.
1 Een bedrijf, twee …

A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen

Slide 7 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:
de maaltijd – de gezonde maaltijd
het mes – het scherpe mes

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -e, ook als je het lidwoord een gebruikt:
de gezonde maaltijd – een gezonde maaltijd

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -e. Maar: je schrijft géén -e als je het lidwoord een gebruikt.
het scherpe mes – een scherp mes

Slide 10 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden geven aan waar iets van gemaakt is. Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met
 ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.

Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
• Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
de gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd
De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak.

Slide 12 - Tekstslide

Dicteewoorden

Slide 13 - Tekstslide

Dicteewoorden (KGT)

Slide 14 - Tekstslide

Maken Spelling 5.8
 opdr. 6 t/m 8
dictee opdr. 10
timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf spelling algemeen
  • Test jezelf 5.8 
  • huiswerk maken
  • lezen eigen boek

Slide 15 - Tekstslide

Trappen van vergelijking (KGT)
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

Slide 16 - Tekstslide

De stellende trap
De stellende trap geeft aan dat zaken gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is net zo vrolijk als ik.

Bij de stellende trap gebruik je als.

Slide 17 - Tekstslide

De vergrotende trap
De vergrotende trap geeft aan dat zaken niet gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is vrolijker dan ik.

Bij de vergrotende trap gebruik je dan.

Slide 18 - Tekstslide

De overtreffende trap
De overtreffende trap geeft aan dat de ene zaak alle andere overtreft:
Hij is de vrolijkste van de klas.


Slide 19 - Tekstslide

Maken Spelling 5.8 (KGT)
 opdr. 11 t/m 18 en dictee opdr. 20

timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf spelling algemeen
  • Test jezelf 3.8 
  • huiswerk maken
  • lezen eigen boek

Slide 20 - Tekstslide