Spelling en Formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Algemene spelling 

A: Hoofdletters 

1. Eerste deel van een zin

2. Namen (personen, bedrijven, merken, etc...

3. Aardrijkskundige namen

4. Namen van feestdagen

5. Historische gebeurtenissen

6. Titels (boeken, films, series, etc...

7. Afkortingen 

Welk woord is fout?

1. Nieuwjaarsavond
2. Kerstmis
3. CAO
4. havo

Wanneer komt er een -(e)n-?

Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden.

Boekenbon

Paardenstal

Tomatensoep

Wanneer geen extra -n? 1/2

- Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft --> Gerstebier

- Als het eerste deel van de samenstelling ook een meervoud op -s heeft --> Groentewinkel

- Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar er maar één van is --> Maneschijn

Wanneer geen extra -n? 2/2

- Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is --> Armelui

- Het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord versterkt -->  Beresterk

Welke samenstelling is goed?

1. berensterk
2. vmboschool
3. auto-ongeluk
4. zonnenschijn

leg uit waarom je huilebalk schrijft en niet huilenbalk

Want...

beresterk  —> versterkend werkwoord

vmbo-school —> na een afkorting

zonnebank —> er is maar een zon

C: Meervoud 

Meervoud 

meervoud

1. Als het kan s eraan vast!

Als de uitspraak dan veranderd, gebruik je ‘s

2. Achter afkortingen altijd ‘s 

3. Woorden die eindigen op ee altijd extra ën

4. Woorden die eindigen op ie, in meervoud -iën -ieën of gewoon -ien   

D. Interpunctie

Wat weet je van interpunctie?

Verbeter de interpunctie in de zin:

Jan heeft niet goed geleerd dus haalt hij geen 8 9 of 10

Opdrachten: 

Maken: Algemene spelling —> oefeningen algemene spelling allemaal —> onderdeel D (interpunctie) 

E. Getallen 

Dus...

Getallen voluit geschreven:

- tot twintig 

- tientallen/honderdtallen/duizendtallen t/m twaalfduizend 

- miljoen/miljard/biljoen etc. 

Getallen in getallen:

- alle andere getallen boven twintig 

- maten/temperatuur/gewicht/bedragen en percentages

- tijdstippen/data/jaartallen

- hoofdstukken paragrafen/groepen

- leeftijden 

Wat is goed en wat is fout? 

Sleep naar de juiste kolom. 

Goed 

Fout

vijf kinderen

twee november

5 kinderen

2 november

4 mavo

Vier mavo

Formuleren 

A: samengestelde zinnen

B: omdat of doordat

C: een aantal bezoekers vindt/vinden

D: die of dat

E: sommige of sommigen

F: u of uw - jou of jouw

G: hun/hen/zij   

A: Samengestelde zinnen 

Verbeter de zin:
Bij het tv-programma ‘The masked singer’ zingt elke artiest een nummer en wordt gepresenteerd door Ruben Nicolai.

Opdrachten

Deel 3 formuleren.

Gele boekje: oefening A

B. Omdat of doordat 

Stellingen:

I. Doordat geeft alleen een reden aan
II. Omdat kan zowel een oorzaak als een reden aangeven

1. Alleen stelling I is goed
2. Alleen stelling II is goed
3. Stelling I en II zijn fout
4. Stelling I en II zijn goed

Opdrachten: 

Deel 3 formuleren.

Gele boekje: oefening B

C: Een aantal bezoekers vindt/vinden

Wat is goed?

Een aantal jongeren ...... dat leuk.

1. vinden
2. vindt

Opdrachten 

Deel 3 formuleren.

Gele boekje: oefening C

Dus..... Je hebt aan het einde van de les af: 

- oefening A + nakijken 

- oefening B + nakijken 

- oefening C + nakijken

(Nakijkboekje in studiewijzer) 

D. Die of dat 

Zet die of dat ervoor:
- de jongen ..... (die/dat)
- het meisje ..... (die/dat)
- de schoolvriendinnen .... (die/dat)
- het grote geheim .... (die/dat)

E. Sommige of sommigen/ alle of allen / beide of beiden 

Dus...

+n (allen): 

1. verwijzing naar eerder genoemd persoon / iedereen

(alle): 

1. voor het znw / terug naar een eerder genoemd woord maar geen persoon 

2. alle aanvullen met znw 

Welk antwoord is goed?

1. De paarden renden weg. Alle gingen ze onderuit.
2. De paarden renden weg. Allen gingen ze onderuit.

F. U/uw/ 

jou/jouw

Dus...

Jou en u = niet bezittelijk 

Jouw en uw = bezittelijk 

G. Zal/zou 

Dus... verzoek/uitnodiging = zouden

H. Hun / hen of zij?

Dus...

Hun: 

- bezittelijk (wanneer iets van iemand is)

- iets voor iemand doet/geeft/stuurt

- nooit naar voorzetsel 

Hen/zij:

- alle andere gevallen 

Verbeter de zin:
Hij gaf jou fiets aan hun.

Opdrachten 

Formuleren gele boekje: A t/m G 

+ Oefening alles door elkaar

+ nakijken (zie studiewijzer)