oefenen spelling en formuleren

Spelling en formuleren 4GT
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling en formuleren 4GT

Slide 1 - Tekstslide

A. Hoofdletters 

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we een hoofdletter?

Slide 3 - Open vraag

A: Hoofdletters 
1. Eerste deel van een zin
2. Namen
3. Aardrijkskundige namen
4. Namen van feestdagen
5. Historische gebeurtenissen
6. Titels
7. Afkortingen 

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord is fout?
A
Nieuwjaarsavond
B
Kerstmis
C
CAO
D
havo

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

B. Samenstelling:
Wat is het? Voorbeeldjes?

Slide 7 - Woordweb

Want...
beresterk  —> versterkend woord
spinneweb --> eerste deel is een werkwoord
vmbo-school —> na een afkorting
zonnestraal —> er is maar een zon 

Slide 8 - Tekstslide

Welke samenstelling is goed?
A
berensterk
B
vmboschool
C
auto-ongeluk
D
zonnenschijn

Slide 9 - Quizvraag

Meervoud 

Slide 10 - Tekstslide

C: Meervoud 

Slide 11 - Tekstslide

Dus...
1. Als het kan s eraan vast!
Als de uitspraak dan veranderd, gebruik je ‘s

2. Achter afkortingen altijd ‘s 

3. Woorden die eindigen op ee altijd extra ën

4. Woorden die eindigen op ie, in meervoud -iën -ieën of gewoon -ien   

Slide 12 - Tekstslide

D. Interpunctie

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je van interpunctie?

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Verbeter de interpunctie in de zin:

Jan heeft niet goed geleerd dus haalt hij geen 8 9 of 10

Slide 16 - Open vraag

E. Getallen 

Slide 17 - Tekstslide

Dus...

Getallen voluit geschreven:
- tot twintig 
- tientallen/honderdtallen/duizendtallen t/m twaalfduizend 
- miljoen/miljard/biljoen etc. 

Getallen in getallen:
- alle andere getallen boven twintig 
- maten/temperatuur/gewicht/bedragen en percentages
- tijdstippen/data/jaartallen
- hoofdstukken paragrafen/groepen
- leeftijden 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is goed en wat is fout? 
Sleep naar de juiste kolom. 
Goed 
Fout
vijf kinderen
twee november
5 kinderen
2 november
4 mavo
Vier mavo

Slide 19 - Sleepvraag

Formuleren 
A: samengestelde zinnen
B: omdat of doordat
C: een aantal bezoekers vindt/vinden
D: die of dat
E: sommige of sommigen
F: u of uw - jou of jouw
G: hun/hen/zij   

Slide 20 - Tekstslide

A: Samengestelde zinnen 

Slide 21 - Tekstslide

Verbeter de zin:
Bij het tv-programma ‘The masked singer’ zingt elke artiest een nummer en wordt gepresenteerd door Ruben Nicolai.

Slide 22 - Open vraag

B. Omdat of doordat 

Slide 23 - Tekstslide

Stellingen:

I. Doordat geeft alleen een reden aan
II. Omdat kan zowel een oorzaak als een reden aangeven
A
Alleen stelling I is goed
B
Alleen stelling II is goed
C
Stelling I en II zijn fout
D
Stelling I en II zijn goed

Slide 24 - Quizvraag

C: Een aantal bezoekers vindt/vinden

Slide 25 - Tekstslide

Wat is goed?

Een aantal jongeren ...... dat leuk.
A
vinden
B
vindt

Slide 26 - Quizvraag

D. Die of dat 

Slide 27 - Tekstslide

Zet die of dat ervoor:
- de jongen ..... (die/dat)
- het meisje ..... (die/dat)
- de schoolvriendinnen .... (die/dat)
- het grote geheim .... (die/dat)

Slide 28 - Open vraag

F. U/uw/ 
jou/jouw
Dus...

Jou en u = niet bezittelijk 
Jouw en uw = bezittelijk 

Slide 29 - Tekstslide

G. Zal/zou 
Dus... verzoek/uitnodiging = zouden

Slide 30 - Tekstslide

H. Hun / hen of zij?
Dus...

Hun: 
- bezittelijk (wanneer iets van iemand is)
- iets voor iemand doet/geeft/stuurt
- nooit naar voorzetsel 

Hen/zij:
- alle andere gevallen 

Slide 31 - Tekstslide

Verbeter de zin:
Hij gaf jou fiets aan hun.

Slide 32 - Open vraag