Toepassing 4e nv. (beweging)
Als het werkwoord + voorzetsel een beweging ergens naar toe aangeven.
Voorbeeld: Ich setze mich auf __________________ Stuhl.
(Ik ga op de stoel zitten.)
Bevind je je hier al op de stoel? Nee, je zit er namelijk nog niet op.
Kun je hier de vraag stellen: Wanneer? Nee
Is er sprake van een beweging? Ja, je gaat namelijk zitten.