Les over wonen (1)

Goedemorgen!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Je leert woorden over wonen
- Je praat en schrijft over wonen

Slide 2 - Tekstslide

Praat over de plaat
Oefening: Kijk naar het plaatje. Wat zie je? Praat samen.

Slide 3 - Tekstslide

Programma
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Programma

Slide 5 - Tekstslide

Programma

Slide 6 - Tekstslide

Programma

Slide 7 - Tekstslide

Luister en zeg de woorden na
Wonen
  • het huis
  • het dak
  • de schuur
  • de deur
  • de garage
  • de tuin
  • de flat
  • het balkon
  • de muur
  • het raam
  • de zolder
  • de kamer
  • de woonkamer
  • de slaapkamer
  • de badkamer
  • de wc
  • de keuken
  • de gang
  • boven
  • beneden
  • de televisie
  • de bank
  • de lamp
  • de tafel
  • de stoelen
  • de kast
  • het bed
  • de douche
  • het bad

Slide 8 - Tekstslide

Lees en zeg de woorden
Oefen samen: Zeg de woorden. 

Cursist A zegt de woorden van rij 1.
Cursist B zegt de woorden van rij 2. 
Cursist A zegt de woorden van rij 3.

Klaar?
Cursist B zegt de woorden van rij 1.
Cursist A zegt de woorden van rij 2.
Cursist B zegt de woorden van rij 3.
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de woorden
Oefening: Kijk naar het plaatje. Wat zie je? Schrijf het woord op het bordje.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf samen zinnen
Cursist A: Kijk naar de zin. Zeg de zin tegen Cursist B.
Cursist B: Luister naar Cursist B. Schrijf de zin.

timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Werkwoorden
  • gaan (go) - Ik ga naar de les.
  • zoeken (search) Ik zoek mijn pen
  • moeten (must) - Ik moet naar huis.
  • willen (want) - Ik wil een koek.
  • komen (come) - Ik kom niet. Ik ben ziek. 

Slide 24 - Tekstslide

Maak goede zinnen
Praat samen: De zinnen zijn fout. Wat is de fout? Zeg de zinnen goed.

  1. Max vanavond in bad gaat.
  2. Zij woont in Nederland drie jaar.
  3. Wij zoeken een nieuw huis moeten.
  4. De kinderen willen spelen in de tuin elke dag.
  5. Onze buren bij ons thuis eten komen.

Klaar? Schrijf de goede zinnen.
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Maak goede zinnen
  1. Max gaat vanavond in bad.
  2. Zij woont drie jaar in Nederland.
  3. Wij moeten een nieuw huis zoeken.
  4. De kinderen willen elke dag in de tuin spelen.
  5. Onze buren komen bij ons thuis eten.


Slide 26 - Tekstslide

wie of wat
eerste werkwoord
tijd: wanneer
rest
plaats: waar
tweede werkwoord
Max
gaat
vanavond
in bad.
Zij
woont
drie jaar
in Nederland.
Wij
moeten
een nieuw huis
zoeken.
De kinderen
willen
elke dag
in de tuin
spelen.
Onze buren
komen
bij ons thuis
eten.

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf vijf zinnen
Oefening: Kijk naar het plaatje. Schrijf vijf zinnen. 

Slide 28 - Tekstslide

Programma
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Bingo!
Oefening: Kies negen woorden over wonen. Schrijf de woorden op kaart.

Hoor je het woord? Zet een kruisje. 

Heb je negen kruisjes? Roep Bingo!


timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Einde van de les
Op het bord staan letters. De letters staan door elkaar.
Welke woorden zie je? Schrijf de woorden op.
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Antwoorden
de schuur - het balkon - de garage - de badkamer - de gang - beneden

Slide 33 - Tekstslide