Les 2: Vrije tijd

Goedemiddag!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Goedemiddag!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Je herhaalt de klanken
  • Je leert over vrije tijd

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf het woord
ie / oe / ei / ij 
ui / eu / au / ou

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vrije tijd
Praat samen: Wat doe jij in je vrije tijd (вільний час)? 
Wat zijn jouw hobby's (хобі)? 
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Praat over de plaat
Opdracht: Kijk naar het plaatje. Wat zie je? Praat samen.

Slide 13 - Tekstslide

Programma
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

De uitspraak (вимова)
  • voetballen
  • dansen
  • reizen
  • zwemmen
  • schilderen
  • muziek maken
  • wandelen
  • opruimen
  • zingen
  • bouwen

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen maken
Is de zin goed (добре) of fout (неправильно)?

Slide 16 - Tekstslide


Mijn zus morgen komt bij mij.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag


Maksym naast zijn broer staat.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag


De vrouw gaat om 1 uur naar de les.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag


Anna morgen boodschappen doet.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag


Wil hij brood en kaas kopen?
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag


Tim op reis gaan wil naar Spanje.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag


Elena wil bellen haar vriendin.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag


Mia en Alex wonen twee jaar in Leeuwarden.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

wie of wat - eerste werkwoord - rest - tweede werkwoord
  • Ik - woon - in Nederland.
  • Jij - gaat - om 1 uur - naar de les.
  • Zij - willen - in Nederland - werken.


Slide 25 - Tekstslide

Zinnen maken
wie of wat - eerste werkwoord - wanneer (dag en tijd) - wie of wat
waar - tweede werkwoord

  1. gaat - Mark - om 10 uur - voetballen - zaterdag.
  2. elke dag - Anne - naar de stad - fietst.
  3. willen - eten - Sam en Lieke - vanavond - in Leeuwarden.
  4. in het weekend - reist - Omar - naar Amsterdam.
  5. een tekening - De kinderen - maken - vanmiddag.

Klaar? Schrijf vijf nieuwe zinnen.
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Zinnen maken
wie of wat - eerste werkwoord - wanneer (dag en tijd) - wie of wat
waar - tweede werkwoord

  1. Mark gaat zaterdag om 10 uur voetballen.
  2. Anne fietst elke dag naar de stad.
  3. Sam en Lieke willen vanavond in Leeuwarden eten.
  4. Omar reist in het weekend naar Amsterdam.
  5. De kinderen maken vanmiddag een tekening.

Slide 27 - Tekstslide

Praat samen
Opdracht: Cursist A stelt de vraag. Cursist B geeft het antwoord.

  1. Wie maken muziek?
  2. Wie maakt een schilderij?
  3. Wie eten vis in het restaurant?
  4. Wie wandelen op het strand?
  5. Wie stapt in het zwembad?
  6. Wie zit in de tent op het strand?
  7. Wie zijn aan het voetballen?
  8. Wie ruimt de rommel op? 
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Praat samen
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

De uitspraak (вимова)
  • ik ga
  • vanavond
  • morgen
  • ochtend
  • morgenochtend
  • boodschappen
  • sporten
  • zaterdag
  • zondag



Slide 30 - Tekstslide

Praat samen
  1. Wat ga je vanavond eten?
  2. Wat ga je vanavond doen?
  3. Wat ga je morgenochtend eten?
  4. Wat ga je morgen doen?
  5. Wanneer ga je boodschappen doen?
  6. Wanneer ga je sporten? 
  7. Wat ga je op zaterdag doen?
  8. Wat ga je zondag doen?

Klaar? Schrijf de antwoorden.
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Praat samen
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

Einde van de les
  • Wat was een nieuw (новий) woord?
  • Wat was moeilijk (важко)?

Slide 33 - Tekstslide