In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Zwaartekracht
windkracht
Veerkracht
Stoomkracht
Spierkracht
Magnetische kracht
Slide 1 - Sleepvraag
Veel wrijving
weinig wrijving
Slide 2 - Sleepvraag
weerstand of wrijvingskracht
Een tegenwerkende kracht
denk aan:
Slide 3 - Tekstslide
Als een voorwerp langs een ruw onderwerp beweegt.
A
spankracht of trekkracht
B
zwaartekracht
C
spierkracht
D
wrijvingskracht
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noem je een tegenwerkende kracht van wrijving?
Slide 5 - Open vraag
1. Efficiënt transport is transport dat zo min mogelijk energie kost en zo min mogelijk schade veroorzaakt. 2 .Veilig transport is transport dat veilig is voor de mensen die worden getransporteerd en voor de omgeving. Welk(e) van de beweringen is/zijn juist?
A
Alleen bewering 1 is juist.
B
Alleen bewering 2 is juist.
C
Bewering 1 en 2 zijn allebei juist.
D
Bewering 1 en 2 zijn allebei onjuist.
Slide 6 - Quizvraag
Het vervoeren van mensen en producten
Transporteren
Transport van producten
Transport
van vloeistoffen
en gassen
Slide 7 - Sleepvraag
Is een pijpleiding bedoeld voor vaste stoffen, vloeistoffen en/of gassen?
A
Vaste stoffen
en gassen
B
Vloeistoffen en
vaste stoffen
C
Vloeistoffen
en gassen
D
Alle drie
Slide 8 - Quizvraag
1.Weerstand is een kracht die een bewegend voorwerp afremt. 2. Als een voorwerp tegen zijn omgeving botst, ontstaat er wrijving.
A
1= waar
2 = niet waar
B
1= niet waar
2 = niet waar
C
1= waar
2= waar
D
1= niet waar
2= waar
Slide 9 - Quizvraag
1. Hoe meer weerstand er is, hoe minder kracht en energie er nodig is voor het transport. 2. Een fietser met een gestroomlijnde helm verbruikt minder energie dan een fietser met een normale helm.
A
1= waar
2 = niet waar
B
1= niet waar
2 = niet waar
C
1= waar
2= waar
D
1= niet waar
2= waar
Slide 10 - Quizvraag
1. Een gestroomlijnde boot is een voorbeeld van een efficiënt transportmiddel. 2 Het lekken van olie uit een schip is een voorbeeld van onveilig transport.