Basis 1 t/m 5 en 7 5 vwo

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

NN leerwerkboek

Basis 1 t/m 5 en 7

Opfrissen theorie 4V

Opdracht

Voor in de klas ligt een tekst.

De klas is verdeeld in groepjes van 4.

Elke 20 seconden komt er 1 iemand naar voren van je groepje om de tekst te bekijken.

Einddoel: jullie weten wat onderwerp, hoofdgedachte, deelonderwerpen, tekstdoel is en jullie kunnen een korte samenvatting geven.

Hoe hebben jullie het aangepakt? (1 iemand van de groep vult in)

Leesstrategie: lezen in stappen

1. Lees titel, inleiding, slot: handig voor onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel

2. Lees de kernzinnen.

3. Lees de hele tekst.

Wat is het onderwerp van de tekst?

Onderwerp  (zie bz 10)

Een woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat.

Het onderwerp is geen zin!

Hoofdgedachte (zie blz 10)

Een mededelende zin die het belangrijkste wergeeft wat er in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

De hoofdgedachte is geen vraag!

Wat is het tekstdoel? (zie blz 11)

amuseren

informeren

opiniëren

overtuigen

activeren

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Is de titel informerend of motiverend? (zie blz 11)

1. informerend
2. motiverend

Welke deelonderwerpen heb je in de tekst gezien?

Op welke manier maakt de schrijver de inleiding aantrekkelijk?

1. Hij verwijst naar een actuele gebeurtenis.
2. Hij beschrijft kort de voorgeschiedenis.
3. Hij geeft een aantrekkelijk voorbeeld.
4. Hij geeft het belang aan voor het publiek.

Op welke manier gebruikt de schrijver de eerste zin om de inleiding aantrekkelijk te maken? (zie blz 13)

1. Door een intrigerende vraag of een prikkelend citaat.
2. Door schokkende of opvallende cijfers.
3. Door een paradox .
4. Door een suggestieve of raadselachtige opsomming.

Kijk eens naar het slot. Wat herken je daarin? (zie blz 16)

1. Een samenvatting
2. Een afweging
3. Een aansporing of aanbeveling
4. Een toekomstverwachting

Het aantrekkelijke einde van deze tekst bestaat uit een

1. ... aansluiting bij het begin (cyclisch)
2. ... een uitsmijter
3. ... iets anders
4. Er is geen aantrekkelijk einde.

Kijk nog eens naar het middenstuk. Herken je een tekststructuur? (zie blz 20 en 21)

Kernzinnen en signaalwoorden

Herken je de kernzinnen in het middenstuk? ( blz 23)
Herken je signaalwoorden en functiewoorden? (blz 26 en 27)

Wat is het standpunt in deze tekst?

Welke argumenten herken je?

Opdracht

Neem de theorie door van Basis paragraaf 1 t/m 5 en 7 van Nieuw Nederlands Basis  (blz 10 t/m 27 en 32 t/m 34) en maak een samenvatting hiervan. 

Klaar? 

Werk verder aan je terug- en vooruitblik.