In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Zie de grafiek hiernaast van auto a (rode lijn) en auto b (blauwe lijn). Beantwoord de volgende vragen en licht de antwoorden toe 1. Welke auto trekt het snelste op. 2.Een auto maakt een noodstop. Welke 3. Welke auto heeft de meeste afstand afgelegd.
Slide 9 - Open vraag
Zie de grafiek hiernaast van auto a (rode lijn) en auto b (blauwe lijn). Beantwoord de volgende vragen en licht de antwoorden toe 1. Hoeveel meter heeft auto a afgelegd 2. Hoe groot is de versnelling van auto a 3. Hoe groot is de vertraging van auto b
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat doen autofabrikanten om de luchtweerstand te minimaliseren
Slide 12 - Open vraag
Een fietser fietst door de polder. Als de luchtweerstand en de rolweerstand kleiner is dan de voortstuwende kracht, wat gebeurt er dan met de snelheid van de fietser.
A
de snelheid van de fiets neemt toe
B
de snelheid van de fiets neemt af
C
de snelheid van de fiets blijft gelijk
D
die neemt eerst af, dan toe en blijft dan gelijk
Slide 13 - Quizvraag
Een fietser fietst door het bos. Als de luchtweerstand en de rolweerstand gelijk zijn aan de voortstuwende kracht, wat gebeurt er dan met de snelheid van de fietser.
A
de snelheid van de fiets neemt toe
B
de snelheid van de fiets neemt af
C
de snelheid van de fiets blijft gelijk
D
die neemt eerst af, dan toe en blijft dan gelijk
Slide 14 - Quizvraag
Een fietser fietst over de afsluitdijk. Als de luchtweerstand en de rolweerstand gelijk zijn aan de voortstuwende kracht, wat gebeurt er dan met de snelheid van de fietser.
A
de snelheid van de fiets neemt toe
B
de snelheid van de fiets neemt af
C
de snelheid van de fiets blijft gelijk
D
die neemt eerst af, dan toe en blijft dan gelijk
Slide 15 - Quizvraag
Een fietser fietst de heuvel op. Hij moet nu vee harder trappen om even snel te gaan dan toen hij nog op de vlakke weg reed. Welke kracht is daar verantwoordelijk voor.