In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hormonen
Examentraining
Slide 1 - Tekstslide
Hormonen herhaling
Je kunt goed omschrijven wat een hormoon is. Je kunt uitleggen waarom een hormoon specifiek maar op één type cellen inwerkt en hoe de mechanismen van zo’n werking kunnen uitleggen. Je kunt voorspellen wat er gebeurt bij een verandering in hormoonafgiften. Je moet kunnen uitleggen waarom het van belang is dat hormonen ook weer uit je bloed verdwijnen.
BINAS 67 K: chemische structuur hormonen
BINAS 89 A t/m C: de werking en plaats van productie
Slide 2 - Tekstslide
Hormonen
Hormoonklier: cellen die hormonen produceren
Hormonen afgegeven aan bloed (inwendige milieu).
Doelwitorganen hebben receptoren voor dat hormoon.
Slide 3 - Tekstslide
Regeling
Hypothalamus is deel van hersenen, ontvangt informatie uit hele lichaam.
Hypothalamus communiceert via neurohormonen via bloed of via neuronen.
Hypofyse maakt hormonen en zet andere organen aan het werk.
Zie BINAS 89C
Slide 4 - Tekstslide
Regeling
Neuronen in hypothalamuskunnen ook hormonen afgeven aan bloed en komen daarna bij hypofyse:
RH: stimulerend, IH: remmend
Zie BINAS 89A
Slide 5 - Tekstslide
Negatieve
terugkoppeling
Slide 6 - Tekstslide
Positieve
terugkoppeling
Slide 7 - Tekstslide
Tot nu toe...
Hormonen zijn boodschappers via het bloed.
Vaak gereguleerd via hypothalamus en hypofyse.
Hormoonklier > hormoon > bloed > doelwitorgaan
Doel hormoon: maken eiwit, processen aanzetten/versnellen.
Wat is het verschil tussen hypofyseachterkwab en hypofysevoorkwab?
A
achterkwab werkt via negatieve terugkoppeling, voorkwab via positieve terugkoppeling
B
achterkwab maakt hypofyse hormonen, voorkwab neurohormonen
C
achterkwab bevindt zich achter de hersenstam, voorkwab voor de hersenstam
D
achterkwab reageert op neurohormonen en voorkwab op releasing hormonen
Slide 10 - Quizvraag
Welke hormonen kunnen het celmembraan passeren?
A
steroïde hormoon
B
peptide hormoon
C
amino/tyrosine hormoon
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke groep hormonen is er ook een second messenger nodig?
A
van steroïde hormoon
B
van peptide hormoon
Slide 12 - Quizvraag
Regeling glucose gehalte
Onder invloed van insuline wordt glucose in de spier en levercellen omgezet in glycogeen.
Hierdoor daalt de bloedsuikerspiegel.
Onder invloed van glucagon wordt glycogeen omgezet in glucose.
Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel.
Slide 13 - Tekstslide
Glucose gehalte regeling
Slide 14 - Tekstslide
Diabetes
Diabetes type 1: geen vorming insuline > geen daling bloedsuiker
Diabetes type 2: receptoren minder gevoelig voor insuline, daardoor minder opname glucose door lichaamscellen.
Slide 15 - Tekstslide
Laag calciumgehalte
- Bijschildklier scheidt parathormoon af (PTH) (ANTAGONIST =CALCITONINE)
- Calciumionen komen vrij uit de botten
- Niercellen nemen meer calcium op uit voorurine
- Niercellen vormen vitamine D -> darmcellen nemen extra calcium op uit het voedsel
- Uiteindelijk stijgt het calciumgehalte in het bloed weer tot de norm
Slide 16 - Tekstslide
Hoog calciumgehalte
- Schildklier geeft calcitonine af (ANTAGONIST IS PTH)
- Botcellen halen calcium uit bloed
- Niercellen nemen minder calcium op uit voorurine
- Uiteindelijk daalt de calciumconcentratie weer tot de norm
Slide 17 - Tekstslide
Botweefsel
Osteoblasten
Aanmaken bot
Osteoclasten
Afbreken bot
verband oestrogeen en botontkalking
Slide 18 - Tekstslide
Binas 89A!!!
Beantwoord de volgende vragen met behulp van Binas.
Slide 19 - Tekstslide
Frisdrank
Martine drinkt na het spelen van een hockeywedstrijd een aantal glazen frisdrank. In totaal drinkt zij een liter van deze drank, die voornamelijk bestaat uit water en ruim 5% suiker. Als gevolg hiervan veranderen de concentraties van hormonen in haar bloed.
- Van welk van de hormonen adrenaline, glucagon, insuline en thyroxine stijgt de concentratie in haar bloed zeker als reactie op het drinken van de frisdrank?
A
Van adrenaline.
B
Van glucagon.
C
Van insuline.
D
Van thyroxine.
Slide 20 - Quizvraag
Welk hormoon zorgt ervoor dat er voldoende water wordt teruggenomen door het nefron
A
Aldosteron
B
ADH
C
EPO
D
Vitamine D
Slide 21 - Quizvraag
Verschijnselen die kunnen optreden bij een persoon met een verhoogde thyroxine-afgifte zijn:
A
Daling van de stofwisselingssnelheid
B
Toenemen van de transpiratie
C
Verlaging van de lichaamstemperatuur
D
Versterking van de hartwerking
Slide 22 - Quizvraag
Wat gebeurt er bij mensen die weinig leptine produceren?