§7.2 en 7.3 chemie

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Welk type plastics worden in de video omgesmolten?
A
Thermoplasten
B
Thermoharders

Slide 9 - Quizvraag

Water heeft een dichtheid van 1,00 kg/L. Welke kunststofsoorten bevinden zich na scheiden op de bodem van de waterbak, wanneer de plasticsoorten in water zijn gedaan?
A
PVC & PP
B
PET & PE
C
PET & PVC
D
PE & PP

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Je leert in 7.3
Dat er  4 factoren zijn, die de snelheid van een reactie beïnvloeden.
  • soort stof
  • concentratie
  • verdelingsgraad
  • temperatuur
Herhaling endotherm/exotherm

Slide 13 - Tekstslide

endotherm
Een reactie of proces is endotherm als er warmte wordt opgenomen/ gebruikt wordt.
Deze voelt koud aan!

Slide 14 - Tekstslide

exotherm
Een reactie (of proces) is exotherm als er (energie) warmte vrijkomt.
voorbeeld: verbranden van hout.

Slide 15 - Tekstslide

2 H2 + O2
2 H2O
 
2  H2O
Endotherm
Exotherm
       2 H2 + O2
De beginstoffen hebben minder chemische energie dan de reactieproducten
De beginstoffen hebben meer chemische energie dan de reactieproducten
Hoeveelheid chemische energie in de stoffen

Slide 16 - Tekstslide

activeringsenergie
Papier reageert met zuurstof. Toch gebeurt dat (gelukkig) niet spontaan. Er is actieveringsenergie voor nodig

Slide 17 - Tekstslide

 exotherm, want de reactie producten hebben minder chemische energie.

Het verschil in energie komt vrij = reactie warmte.

Activeringsenergie is nodig om de reactie op gang te brengen.

Slide 18 - Tekstslide

endotherm, want de reactie producten hebben meer chemische energie.

Het verschil in energie is erin gestopt.

Activeringsenergie is nodig om de reactie op gang te brengen en op gang te houden. (zonder energie stopt de reactie meteen)

Slide 19 - Tekstslide


Welke reacties verlopen
 endotherm?
A
A en C
B
B en D
C
A en D
D
B en C

Slide 20 - Quizvraag


Welke van de energie-diagrammen komt overeen met de verbranding van een moeilijk ontvlambare stof?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quizvraag

Er zijn  4 factoren , die de snelheid van een reactie beïnvloeden.
  • soort stof
  • concentratie
  • verdelingsgraad
  • temperatuur

Slide 22 - Tekstslide

Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.
De reactie snelheid = de hoeveelheid stof die per tijdseenheid  ontstaat of verdwijnt.

Slide 23 - Tekstslide

Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.

Slide 24 - Tekstslide


Na hoeveel tijd is de reactie afgelopen?
A
2 minuten
B
8 minuten
C
15 minuten
D
dat is niet op te maken

Slide 25 - Quizvraag

soort stof
sommige reacties gaan sneller dan anderen.

roesten van je fiets
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide

explosie van aardgas
methaan + zuurstof --> water + koolstofdioxide

Slide 26 - Tekstslide

botsende deeltjes model




Als stoffen met elkaar reageren, dan moeten ze tegen elkaar aan botsen. (ze moeten elkaar tegenkomen).
Effectieve botsing: er is een reactie.

Slide 27 - Tekstslide

concentratie
Bij een hogere concentratie is de kans op een effectieve botsing tussen deeltjes groter.

Hoe hoger de concentratie, hoe sneller de reactie verloopt.

Slide 28 - Tekstslide

verdelingsgraad
Hoe fijner de verdeling (poeder), des te groter is het oppervlakte.
Er kunnen meer deeltjes botsen

Slide 29 - Tekstslide

temperatuur
Hoe hoger de temperatuur, des te sneller bewegen de deeltjes.

Er zijn dan meer botsingen én de botsingen zijn vaker effectief.

Slide 30 - Tekstslide


A
proef 1
B
proef 2
C
proef 3
D
proef 4

Slide 31 - Quizvraag

Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.

Slide 32 - Tekstslide

.
Verklaar met het botsende deeltjes model uit, waarom de reactie snelheid in de loop van de reactie afneemt.

Slide 33 - Open vraag


De reactie snelheid wordt gemeten van de reactie tussen magnesium en zoutzuur.
Proef 1: Magnesium is in poedervorm.
Proef 2: Dezelfde hoeveelheid magnesium is in lintvorm.

Welke grafiek klopt?
A

Slide 34 - Quizvraag

Belangrijke opgaven:
7.2:  13, 14, 15, 16 en 17 (tabel 7.2 krijg je gegeven) 
7.3: 19 t/m 26 

Slide 35 - Tekstslide