een betoog schrijven aan de hand van een vooraf ingevuld bouwplan met een inleiding, een middenstuk en een slot.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een betoog?
1) Een tekst waarin je jouw mening geeft.
2) Je wilt de lezer overtuigen.
3) Je geeft argumenten en je weerlegt tegenargumenten.
4) Je gebruikt feiten en meningen.
Slide 3 - Tekstslide
Stelling/standpunt
Een stelling is jouw mening over een bepaald onderwerp
Slide 4 - Tekstslide
Schrijfplan
Voor je betoog schrijft, altijd eerst schrijfplan invullen.
Dit scheelt veel tijd tijdens het schrijven!
Slide 5 - Tekstslide
Stap 1
Bedenk minstens twee argumenten/redenen voor de stelling.
Slide 6 - Tekstslide
Stap 2
Bedenk bij elk argument een voorbeeld.
Bedenk ook een tegenargument + weerlegging
Slide 7 - Tekstslide
Stap 3
De conclusie ( een besluit )
In een conclusie heb je het kort over jouw stelling en noem je een paar argumenten.
Je sluit dan af met 'kortom' of 'dus' en dan jouw stelling.
Slide 8 - Tekstslide
Stap 4
Maak van alle stukjes tekst die je nu hebt een grote tekst.
Slide 9 - Tekstslide
Opbouw van een betoog
Titel
Inleiding
Waar gaat jouw betoog over?
Geef jouw mening over de stelling
Kern
Geef argument 1, 2 en 3 en een voorbeeld
Tegenargument
weerlegging
Slot
Herhaal kort jouw stelling: "Al met al ben ik dus van mening dat..., omdat
Slide 10 - Tekstslide
Lesdoelen
Je krijgt handvatten voor het uitwerken van alle drie de tekstdelen van een betoog.
Je leert je schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.
Je houdt je aan de regels voor spelling & grammatica.
Slide 11 - Tekstslide
Standpunt
Een standpunt is je mening over een bepaald onderwerp.
Een standpunt formuleer je altijd als een hele zin en niet als een vraag.
Slide 12 - Tekstslide
Betoog schrijven
Slide 13 - Tekstslide
Argumenten
Met argumenten ondersteun je je standpunt.
Feitelijke (objectieve) argumenten kun je controleren op waarheid. Deze zijn het sterkst.
Bij waarderende (subjectieve) argumenten kun je van mening verschillen. Daarom kun je een waarderend argument beter onderbouwen met een feitelijk argument.
Slide 14 - Tekstslide
Tegenargumenten en weerleggingen
Een goede schrijver bedenkt wat iemand tegen zijn standpunt en argumenten in kan brengen.
Met weerleggingen toont hij aan dat de tegenargumenten niet kloppen.
Slide 15 - Tekstslide
Stappen bij het schrijven
OW bepalen + informatie zoeken
Standpunt en argumenten in argumentatieschema invullen
leespubliek/doelgroep vaststellen
bouwplan invullen
1e versie schrijven
laten beoordelen
2e (= definitieve) versie schrijven
Slide 16 - Tekstslide
Opbouw betoog
inleiding
. ow
. pakkend schrijven
. stp (laatste zin inleiding)
kern
. argument
. tegenarg. + weerlegging
slot
. samenvatting belangrijkste arg.
. conclusie / herhaling stp.
Slide 17 - Tekstslide
Inleiding schrijven
onderwerp noemen
pakkend schrijven
eindigen met standpunt
Slide 18 - Tekstslide
Kern schrijven
Elk nieuw argument in een nieuwe alinea.
Signaalwoorden!
Tegenargument + weerlegging
Slide 19 - Tekstslide
Alinea schrijven
Signaalwoord + argument in een zin (= kernzin)
Toelichting argument
Voorbeeld bij het argument
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld
(standpunt in inleiding: fysieke lessen zijn effectiever dan online lessen)
Allereerst ontstaat er meer interactie in een fysieke les. De docent kan makkelijker reageren op wat hij ziet. Wanneer een leerling geen boeken op tafel heeft liggen ziet een docent dat meteen en kan er wat van zeggen.
Tijdens fysieke lessen is er meer interactie en kan er beter (non-verbaal) gecommuniceerd worden. Het is dus duidelijk dat fysieke lessen effectiever zijn dan online lessen.