H1 2020 les 4: Bespreken Fictie H1 (4 en 5), herhalen zinsontleding, werkwoordsvormen en bouwplan

- Nakijken Fictie H1 (4 en 5)
- Herhalen zinsontleding, werkwoordsvormen en bouwplan
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken Fictie H1 (4 en 5)
- Herhalen zinsontleding, werkwoordsvormen en bouwplan

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Je kunt de realismelijn en het opbouwschema aan een gelezen verhaal koppelen.

Je herhaalt de zinsontleding van klas 1, denkend aan:

- werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling

- werkwoordsvormen

- bouwplan

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat heb je onthouden op het
gebied van zinsontleding?

Slide 5 - Woordweb

Neem de volgende zinsdelen over en vul aan hoe je die benoemt.
wwg - ond - lv - mv - bwb

Slide 6 - Open vraag

Aantekening zinsontleding

wwg = alle werkwoorden in de zin + te + aan het + splitswerkwoorden

ond = wie/wat + wwg?

lv = wie/wat + wwg + ond?

mv = aan wie / voor wie?

bwb = prullenbak (waar, wanneer, hoe, waardoor etc.)

Slide 7 - Tekstslide

Benoem het werkwoordelijk gezegde:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.

Slide 8 - Open vraag

Benoem het onderwerp:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.

Slide 9 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.

Slide 10 - Open vraag

Benoem meewerkend voorwerp:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.

Slide 11 - Open vraag

Benoem de bijwoordelijke bepaling:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.

Slide 12 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde:
In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen.

Slide 13 - Open vraag

Benoem het onderwerp:
In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen.

Slide 14 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp:
In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen.

Slide 15 - Open vraag

Benoem meewerkend voorwerp:
In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen.

Slide 16 - Open vraag

Benoem bijwoordelijke bepaling:
In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen.

Slide 17 - Open vraag

Wat weet je nog over
werkwoordsvormen?

Slide 18 - Woordweb

Aantekening werkwoordsvormen

pv = verandert bij de tijd- en getalproef (geen vraagzin!)

vdw = eind van een zin, begint met ge-, be- of ver- en heeft een persoonsvorm in de zin van hebben, zijn of worden

inf = hele werkwoord dat niet verandert bij een tijd- en getalproef

Slide 19 - Tekstslide

Benoem de werkwoordsvormen:
De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd.
Schrijf als volgt op: is = persoonsvorm

Slide 20 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvormen:
De jongste Nederlandse autocoureur had tijdens zijn eerste wedstrijd materiaalpech.
Schrijf als volgt op: is = persoonsvorm

Slide 21 - Open vraag

Bouwplan

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Maak een zin met het volgende bouwplan:
Wie of wat? - handeling - waar? - hoe?

Slide 25 - Open vraag

Maak een zin met het volgende bouwplan:
Wie of wat? - handeling - wanneer? - waarheen?

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met het volgende bouwplan?
Waar? - handeling - wie of wat? - hoelang?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het bouwplan van de volgende zin?
Ruth heeft haar nieuwe agenda een naam gegeven.

Slide 28 - Open vraag

Wat is het bouwplan van de volgende zin?
Welke computer wordt op Calvijn gebruikt?

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk

Opdracht 1 

Opdracht 2 (vraag 1 en 2)

Opdracht 3


(begint op blz. 19)

Slide 30 - Tekstslide