Cursus 6 Formuleren §2 Variatie in woordgebruik

Vandaag 

  1. Formuleren: variatie in woordgebruik
  2. Oefening synoniemen
  3. Aan de slag!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 

  1. Formuleren: variatie in woordgebruik
  2. Oefening synoniemen
  3. Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Leerdoel formuleren H1
  • Ik kan mijn tekst aantrekkelijker maken door te variëren in woordgebruik.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leuk

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leuk
prettig, lollig, enig, tof, vrolijk, geinig, vermakelijk, grappig, amusant, dolletjes, mieters, olijk, moppig, prettig, aangenaam, fijn, gezellig, plezierig, charmant, knap, aantrekkelijk, flatteus, lekker, aardig, mooi.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in woordgebruik
Een tekst wordt snel saai, als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen.

  • Gebruik synoniemen
  • Gebruik verwijswoorden


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Synoniem voor vaak
A
nooit
B
af en toe
C
soms
D
regelmatig

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem van morsecode?
A
codetaal
B
geheimtaal
C
seinalfabet
D
taal uit het leger

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem voor signaal?
A
geluid
B
gevaar
C
sein
D
stoplicht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Synoniem voor:
maar
A
Zodat
B
Omdat
C
Wellicht
D
Echter

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem voor intelligent?
A
Dom
B
Vatbaar
C
Slim
D
Vreemd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het juiste verwijswoord voor boek is...
A
Dat
B
Die
C
Dit
D
Deze

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat?
Maak opdracht 1, 2 en 3 van Cursus 6 Formuleren, paragraaf 2.



Klaar?
Maak dan opdracht 4.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies