Woordenschat 3

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

beeldspraak tot nu toe:
Vergelijking:             beeld en object            

Metafoor:                  alleen beeld             

Personificatie:       iets wordt voorgesteld als een levend mens

gebaseerd op overeenkomst

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijking:            Maria ging er als een haas vandoor
 
Metafoor:                   Hij vertelt aan de lopende band de grootst
                                       mogelijke onzin.

Personificatie:       Het gevaar loert op elke hoek van de straat.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Nieuwe theorie
Metonymie.
Een bijzonder verband tussen object en beeld.

kleur, plaats of ruimte, kenmerk, deel ipv geheel, geheel ipvdeel, producent ipv product, materiaal ipv voorwerp, voorwerp ipv inhoud, aardrijkskundige naam ipv product.

Slide 5 - Tekstslide

vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie?
Het peloton is pas aan de voet van de berg.

Slide 6 - Open vraag

vergelijking, metafoor, personificatie, metonymie?
Mijn buurman heeft een Rembrandt gekocht.

Slide 7 - Open vraag

vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie?
Pieter lacht als een boer met kiespijn.

Slide 8 - Open vraag

vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie?
Na het geluid greep de angst hem bij zijn keel.

Slide 9 - Open vraag

Opdracht 1

1. De tekst op de dia's was niet te lezen voor de achterste rij.

2. Ze kan niet zonder haar iPhone.

3. De Chinees op de hoek is vannacht afgebrand.

4. Helaas kan onze viervoeter niet meer op vakantie.

5. Omdat hij drie glazen te veel had gedronken, moest hij de

    auto laten staan.



Slide 10 - Tekstslide

1. De tekst op de dia's was niet te lezen voor de achterste rij.
Je noemt een deel in plaats van het geheel.

Slide 11 - Tekstslide

2. Ze kan niet zonder haar iPhone.
Je noemt de producent, maar je bedoelt het product.

Slide 12 - Tekstslide

3. De Chinees op de hoek is vannacht afgebrand.
Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarmee verbonden is.

Slide 13 - Tekstslide

4. Helaas kan onze viervoeter niet meer op vakantie.

Je noemt een deel in plaats van het geheel.


Slide 14 - Tekstslide

5. Omdat hij drie glazen te veel had gedronken, moest hij de auto laten staan.
Je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud.

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten

Opdracht 1: 6 t/m 10 maken

Opdracht 2 en 3

Klaar? Werk verder aan opdracht 4

Slide 16 - Tekstslide

Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 17 - Quizvraag

Bij de lunch bestelden ze drie spa.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 18 - Quizvraag