massaverhouding

massaverhouding en overmaat
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

massaverhouding en overmaat

Slide 1 - Tekstslide

Overmaat is..............
A
evenveel beginstof als reactieproduct
B
te weinig beginstof
C
te veel reactieproduct
D
te veel van een beginstof hebben

Slide 2 - Quizvraag

Is zuurstof bij onvolledige verbranding in overmaat of ondermaat?
A
Overmaat
B
Ondermaat

Slide 3 - Quizvraag

Welke is in overmaat ?
A
s
B
O2

Slide 4 - Quizvraag


Welke stof rechts is bij onderstaande reactie in overmaat, als de reactievergelijking is: 
A
de blauwe deeltjes rechts zijn in overmaat
B
de rode deeltjes rechts zijn in overmaat
C
allebei de deeltjes zijn in overmaat
D
geen van beide deeltjes is in overmaat

Slide 5 - Quizvraag

IJzer en zuurstof reageren in een verhouding 223,4 : 96,00 tot roest.
Ik laat 40g ijzer reageren met 20g zuurstof
vraag 1: Welke stof is in overmaat aanwezig?

Slide 6 - Open vraag

Sam laat 30 gram ijzer reageren met 22 gram zwavel. IJzer en zwavel reageren met elkaar in een verhouding van 1,7 : 1,0.
Er ontstaat ijzersulfide. Let op welke stof in overmaat is!
Bereken de overmaat van deze beginstof, rond het antwoord af op een cijfer achter de komma zonder gram erachter

Slide 7 - Open vraag

Welke stof is in overmaat?
A
Glucose
B
Kaliumchloraat

Slide 8 - Quizvraag

Een reactie tussen stikstof en waterstof heeft een massaverhouding van 14:3. Ik heb 5 g waterstof en 40 g stikstof. Welke stof is in overmaat en hoeveel gram is de overmaat?

Slide 9 - Open vraag


Leg uit bij welke proeven sprake is van een overmaat magnesium.
Kies het beste antwoord.
A
Bij proef 5, hierna zie je niet meer gas ontstaan. Dit betekend dat het zwavelzuur op is.
B
Bij proef 6, er is niet meer gas ontstaan als bij proef 5 daarom vanaf proef 6 een ondermaat aan magnesium.
C
Bij proef 5, hierna is er geen stijging meer in de hoeveelheid gas die ontstaat. Vanaf deze proef is er dus een overmaat aan magnesium.
D
Bij proef 6, de hoeveelheid gas is gelijk aan bij proef 5. Dit betekend dat al het zwavelzuur heeft gereageerd en er dus een overmaat is aan magnesium.

Slide 10 - Quizvraag