B&F, Spelling, blok 5 week 3 les 3

Spelling
Blok 5 week 3 les 3
Doel: de persoonsvorm vinden met de tijdproef
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling
Blok 5 week 3 les 3
Doel: de persoonsvorm vinden met de tijdproef

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de zin over en zet de hoofletter en leesteken op de goed plek.

wat is het toppunt van nieuwsgierigheid

Slide 2 - Open vraag

Wat is het toppunt van nieuwsgierigheid?

Bedenk een antwoord op het raadsel.

Slide 3 - Open vraag

Wat is het toppunt van nieuwsgierigheid?
Antwoord: Het toppunt van nieuwsgierigheid is door het sleutelgat van een glazen deur kijken. 

Slide 4 - Tekstslide

Het toppunt van nieuwsgierigheid is door het sleutelgat van een glazen deur kijken.

Welke woordsoorten zijn sleutelgat en deur?
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 5 - Quizvraag

sleutelgaten
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quizvraag

deur
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 7 - Quizvraag

Het toppunt van nieuwsgierigheid is door het sleutelgat van een glazen deur kijken.

Welke woordsoort is glazen?
A
hulpwerkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
stoffelijk bijvoeglijknaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Het toppunt van nieuwsgierigheid is door het sleutelgat van een glazen deur kijken.

Welk woordsoort is door?
A
voegwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 9 - Quizvraag

Noem 3 voegwoorden

Slide 10 - Open vraag


Wat is het voegwoord?
Ik kijk door het sleutelgat, omdat ik nieuwsgierig ben.

Slide 11 - Open vraag

Bij welke twee voegwoorden komt er geen komma in de zin?
(2 antwoorden)
A
en
B
als
C
dus
D
of

Slide 12 - Quizvraag

Instructie
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat zegt wat iets of iemand doet. Je vindt de persoonsvorm door de vraagproef. Als je van de zin een vraagzin maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan. 

Tijdproef: als de zin van tijd verandert, verandert ook de persoonsvorm. 
Mama schreeuwde: 'Die Franse muziek was echt verschrikkelijk!'
Ik doe de tijdproef. Ik verander de zin van tijd. De persoonsvorm verandert ook: Mama schreeuwt: 'Die Franse muziek is echt verschrikkelijk!'


Slide 13 - Tekstslide

Verander de zin van tijd. (Kijk goed of je er tegenwoordige of verleden tijd van moet maken.):

Wat is het toppunt van nieuwsgierigheid?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het toppunt van nieuwsgierheid?
Noem de persoonsvorm:
A
wat
B
is
C
het toppunt
D
van

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Oefendictee
Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf op:

Slide 18 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 19 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 20 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 21 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 22 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 23 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 24 - Open vraag

Verander de zin van tijd. (Kijk goed of je er tegenwoordige of verleden tijd van moet maken.):
Ik had de houten leuning stevig vast, terwijl ik van de trap liep.

Slide 25 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen?
A
ik
B
had
C
liep
D
vast

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de onderwerpen?
A
had
B
liep
C
Ik
D
Ik

Slide 27 - Quizvraag

Ik had de houten leuning stevig vast, terwijl ik van de trap liep.

Welk woordsoort is: leuning?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 28 - Quizvraag

Ik had de houten leuning stevig vast, terwijl ik van de trap liep.

Welk woordsoort is: houten?
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 29 - Quizvraag

Erdal was onvoorzichtig met de glazen lamp, maar gelukkig viel hij niet kapot.

Welk woordsoort is: van?
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 30 - Quizvraag

Ik had de houten leuning stevig vast, terwijl ik van de trap liep.

Welk woordsoort is: terwijl?
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 31 - Quizvraag

Moet voor het woord 'terwijl' een komma?
A
ja, want het is een voegwoord
B
nee, want het is geen voegwoord

Slide 32 - Quizvraag

Goed gewerkt! 

Slide 33 - Tekstslide