,

DEF@ctO | les 05 | VO2 | deel 3 | taalverzorging - (om) te

VO2
les 5 deel 3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsTaalverzorging+1Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Introductie

Doel: Ik kan ‘om te’+ infinitief juiste gebruiken. Ik kan ‘te’+ bijvoeglijk naamwoord juist gebruiken.

Instructies

De lesstof van les 5 & 6 gaat over les 3 van Vlot Nederlands
Thema: geneeskunde (artsen, ziekenhuizen, gezondheid en ziekte, Aletta Jacobs


Het gebruik van ‘om te’ en ‘te’ verdient apart aandacht. Neem de tijd om deze les goed door te nemen met de leerlingen.
De les eindigt met 3 oefeningen in het boek [pagina 47-48].

Onderdelen in deze les

VO2
les 5 deel 3

Slide 1 - Tekstslide

Bezoek ook eens onze website:
Les 5 deel 3
Taal
Doel: 
- Ik kan 'om te' + infinitief juist gebruiken
- Ik kan 'te' + bijvoeglijk naamwoord juist gebruiken
om ... te

Slide 3 - Tekstslide

om te + infinitief (hele werkwoord)
Je hebt een duidelijk doel.
Er staat altijd een zin voor.
Het is een mooie dag om naar het strand te gaan.
Ze pakt haar telefoon om het nieuws te lezen.
Had je geen tijd om je nieuwe collega's te leren kennen?

Slide 4 - Tekstslide

Lees de uitleg en voorbeelden samen


Ik ga naar het strand ....
.... om te zwemmen.
.... om te spelen.
.... om te relaxen.

Slide 5 - Tekstslide

Bron afbeeldingen:
Freepik.com
Het geeft informatie over een adjectief (bijvoeglijk naamwoord).
De koffie is nog te heet om te drinken.
Hij vindt het lekker om frietjes te eten.
om te + infinitief (hele werkwoord)

Slide 6 - Tekstslide

Lees de voorbeelden samen


Het water is te koud ....
.... om in te zwemmen.

Slide 7 - Tekstslide

Bron afbeeldingen:
Freepik.com
Het is nog veel te vroeg om op te staan.
Hij is nog te jong om mee te doen.
om te + scheidbaar werkwoord
Is de infinitief een scheidbaar werkwoord?
In het Nederlands komt ‘te’ tussen de twee delen van het scheidbare werkwoord:

Slide 8 - Tekstslide

Lees de uitleg en voorbeelden samen


Slide 9 - Tekstslide


Welke zin is niet juist?
A
Ik wil om een nieuwe trui te kopen.
B
Ik wil een nieuwe trui kopen.
C
Ik wil hard werken om een nieuwe trui te kopen.

Slide 10 - Quizvraag

Antwoord: A Ik wil om een nieuwe trui te kopen.

Welke zin is niet juist?
A
Hij leest een boek om zich te ontspannen.
B
Hij kan zich ontspannen om een boek te lezen.

Slide 11 - Quizvraag

 Antwoord: B Hij kan zich ontspannen om een boek te lezen.

Welke zin is niet juist?
A
De thee is te warm om jij het te drinken.
B
De thee is te warm om te drinken.
C
Voor jou is de thee te warm om te drinken.

Slide 12 - Quizvraag

Antwoord: A De thee is te warm om jij het te drinken.
opdracht / spel
1 Waarom doe je aan sport?
2 Waarom leer je Nederlands? 
3 Waarom ga je naar de bibliotheek?
4 Waarom ga je naar de bioscoop?
5 Waarom ga je naar de supermarkt?
6 Waarom ga je op vakantie?
7 Waarom zet je de wekker?
8 Waarom fiets je zo hard?
9 Waarom geef je een feest?
10 Waarom koop je een bril? 
11 Waarom ga je naar de markt? 






Geef antwoord op de vragen. Gebruik 'om te'.
Probeer zo origineel mogelijk te zijn, want dat levert punten op.

Slide 13 - Tekstslide

tweetallen - ze schrijven zo snel mogelijk de antwoorden op. Daarna vergelijken. Als je allebei hetzelfde antwoord hebt levert dat géén punt op. Alleen de unieke antwoorden zijn een punt waard. Welk tweetal scoort de meeste punten?
Na sommige werkwoorden komt 'te' voor het andere werkwoord in de zin.
Het begint te regenen.
Hij hoeft niet te komen.
Ik probeer al een uur (om) mijn sleutels te vinden.
Lucas is vergeten (om) de planten water te geven.
Mijn kat durft niet naar buiten te gaan.
Ik denk dat Sofie nog ligt te slapen.
werkwoorden met 'te'

Slide 14 - Tekstslide

Lees de voorbeelden samen


staan, liggen, zitten, lopen en hangen
Maar ook na:



plegen
pogen
schijnen
trachten
vallen
verklaren
verlangen
verplichten
verzuimen
vinden

achten
(be)horen
beloven
beogen
bevelen
beweren
denken
dienen
dreigen
dwingen
eisen
gebieden
gelasten
geloven
hopen
komen
leren
menen

vóórkomen
vragen
vrezen
wagen
wensen
zeggen
zien
zijn

werkwoorden met 'te' + infinitief

Slide 15 - Tekstslide

Laat iedereen een werkwoord kiezen en er een zin mee maken met 'te' + een ander werkwoord. Bijvoorbeeld:
Ik kan niet vragen te stoppen.
te voet
= lopen, wandelen (niet met de auto of de fiets)
Ik ga te voet naar de supermarkt.
te koop / te huur
= je kan het kopen / huren
Dit appartement is te huur.
Andere betekenissen van 'te'

Slide 16 - Tekstslide

dit zijn vaste uitdrukkingen.
te groot, te duur, te moeilijk, ...
= meer dan goed is

Deze broek is te groot voor mij.
Andere betekenissen van 'te'
Samen met een bijvoeglijk naamwoord als de norm wordt overschreden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Maak de zin af:
Ik heb het warm, want ...

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Maak de zin af:
We gaan niet op vakantie, want ...

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Maak de zin af:
Hij voelt zich moe, want ...

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Maak de zin af:
Vandaag gaan we niet wandelen, want ...

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Maak de zin af:
Die tekst begrijp ik niet, want ...

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak oefening 1 in je schrift. 
Klik op de oefening om te vergroten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak oefening 2 in je schrift. 
Klik op de oefening om te vergroten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak oefening 3 in je schrift. 
Klik op de oefening om te vergroten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer oefenen en herhalen?
Bestel hier 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende keer
bronnen:
naar: ‘Vlot Nederlands’ - F. van der Maden (Edutekst 2018/2019)



Slide 27 - Tekstslide

Bezoek onze website:
https://www.defact-o.nl/