Alle stappen per zin:
1. Het begrijpen van leestekens. Zet in de zin na ieder leesteken (komma’s, dubbele punten, aanhalingstekens, etc.) een verticale streep: /. Na een punt mag je de streep verdubbelen: //.
2. Persoonsvorm. Je zoekt eerst per zin alle persoonsvormen. Daar zet je een streep onder. In de ruimte naast de tekst schrijf je de persoonsvorm over, je vertaalt ’m nauwkeurig (dus: 1e 2e 3e ev. of mv, juiste tijd) en je schrijft op wat je in de zin verwacht n.a.v. deze persoonsvorm (vb.: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, een A.c.I., een infinitivus, etc.).
3. Samengestelde zin. Als je meer dan één persoonsvorm hebt gevonden, bekijk dan hoe deze persoonsvormen met elkaar zijn verbonden. Dat kun je zien aan voegwoorden en betrekkelijke of vragende voornaamwoorden. Om die voeg- en voornaamwoorden zet je een hartje: ♥.