PW 3. Werkwoordspelling

PW3. Werkwoordspelling
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Voor iedere tijd is er een andere vervoeging. Voor de komende toets moet jij de volgende werkwoordsvormen weten voor Nederlands en Engelse werkwoorden:
inf - infinitief - het hele werkwoord
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vd - voltooid deelwoord
od - onvoltooid deelwoord
bn - bijvoeglijk naamwoord (gemaakt van voltooid en onvoltooid deelwoord)
gw - gebiedende wijs

Je moet ook de 8 werkwoordstijden kunnen herkennen: 
ott - onvoltooid tegenwoordige tijd
ovt - onvoltooid verleden tijd
vtt - voltooid tegenwoordige tijd
vvt - voltooid verleden tijd
ottt - onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
ovtt - onvoltooid verleden toekomende tijd
vttt - voltooid tegenwoordige toekomende tijd
vvtt - voltooid verleden toekomende tijd
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PW3. Werkwoordspelling
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Voor iedere tijd is er een andere vervoeging. Voor de komende toets moet jij de volgende werkwoordsvormen weten voor Nederlands en Engelse werkwoorden:
inf - infinitief - het hele werkwoord
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vd - voltooid deelwoord
od - onvoltooid deelwoord
bn - bijvoeglijk naamwoord (gemaakt van voltooid en onvoltooid deelwoord)
gw - gebiedende wijs

Je moet ook de 8 werkwoordstijden kunnen herkennen: 
ott - onvoltooid tegenwoordige tijd
ovt - onvoltooid verleden tijd
vtt - voltooid tegenwoordige tijd
vvt - voltooid verleden tijd
ottt - onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
ovtt - onvoltooid verleden toekomende tijd
vttt - voltooid tegenwoordige toekomende tijd
vvtt - voltooid verleden toekomende tijd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infinitief (inf)
Het hele werkwoord noemen we het infinitief. 

Dus: lopen, fietsen, autorijden, skaten, downloaden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Nederlandse & Engelse werkwoorden
ik-vorm = hele werkwoord (infinitief) - en
soms moet je een letter toevoegen, weglaten of veranderen
ik
ik-vorm
speel
word
zit
download
race
jij
ik-vorm + t
speelt
wordt
zit
downloadt
racet
hij/zij/het
ik-vorm + t
speelt
wordt
zit
downloadt
racet
wij/zij/jullie
infinitief
spelen
worden
zitten
downloaden
racen
....... jij/je?
ik-vorm
speel
word
zit
download
race

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Die voetballer ... (worden, pvtt) gek van alle negatieve berichten over zijn prestaties.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader ... (uploaden, pvtt) nu alle vakantiefoto's.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We ... (opletten, pvtt) altijd goed ... onze spullen op drukke plekken.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De gymdocent ... (timet, pvtt) de snelheid van alle leerlingen

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

... (downloaden, pvtt) jij vaak illegaal?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Nederlandse & Engelse werkwoorden
Alle Engelse en de meeste Nederlandse werkwoorden zijn zwakke
werkwoorden. Deze veranderen niet van klank in de verleden tijd. Om de 
persoonsvorm in de verleden tijd te zetten, moet je -de(n) of -te(n) toevoegen.
Je maakt daarbij gebruik van: 't sexy fokschaap
  1. Neem het hele werkwoord en haal -en daarvan af: niezen - en = niez
  2. Zit de laatste letter in 't sexy fokschaap?                JA? ik-vorm+te(n) 
                                                                                                            NEE? ik-vorm+de(n)
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: 
beweerde, landde, danste, berichtte.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten
beweerden, landden, dansten, berichtten.

Sommige Nederlandse werkwoorden zijn sterk. Deze veranderen wel van 
klank in de verleden tijd: eten - aten; lezen - lazen; schuiven - schoven.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Xandra ... (verkleden, pvvt) zich straks na schooltijd voor het feest vanavond.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ... (fixen, pvvt) voor het schoolfeest nog een leuke outfit.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De politicus ... (richten, pvvt) vorige maand een nieuwe partij op.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim ... (racen, pvvt) nog even snel langs de supermarkt voor een taart.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Docenten ... (checken, pvvt) het taakwerk vorig jaar minder streng dan nu.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt het ezelsbruggetje ’t s(e)x(y)–f(o)ksch(aa)p? Leg je antwoord uit aan de hand van een voorbeeld met het werkwoord durven.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Nederlandse en Engelse werkwoorden
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Meestal maakt het voltooid deelwoord deel uit van het werkwoordelijk gezegde. Er staat dan altijd ook een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.
Ik heb een oude jas verkocht. Ik word voor mijn bijbaan goed betaald. Ik ben vandaag naar school gebracht.

Het voltooid deelwoord begint met een voorvoegsel: ge-/be-/ver-/ont-/er-/her-. Als het infinitief (hele werkwoord) met zo'n voorvoegsel begint, gebruik je deze ook bij het voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op en.
– Vannacht heeft het eindelijk weer eens gevroren (vriezen).
– Bij de inbraak op school werden laptops gestolen (stelen).

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t: 't sexy fokschaap.
– onderstrepen → pvvt: onderstreepte → vd: Jet heeft de belangrijkste zinnen onderstreept.
– verdoven → pvvt: verdoofde → vd: De tandarts heeft Malik verdoofd.

Slide 16 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Ik ... (hebben, pvtt) de laatste dagen mijn mail niet goed ... (checken, vd).

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leon ... (hebben, pvvt) een film ... (downloaden, vd).

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ... (zijn, pvtt) zo snel mogelijk naar het ziekenhuis ... (racen, vd).

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zinnen. In elke zin staat het woord je achter de persoonsvorm. Leg uit waarom de persoonsvormen in deze zinnen correct zijn geschreven.
1 Ik raad je antwoord morgen.
2 Hij raadt je antwoord morgen.
3 Wanneer raad je mijn antwoord?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onvoltooid deelwoord (od)
Nederlandse werkwoorden
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is (= onvoltooid).

Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d
lachen + d → lachend.

Juichend kwam de winnaar over de finish.
– Het kleine meisje zat huilend op de stoep.

Slide 21 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (bn)
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken. Net als bij de andere bijvoeglijke naamwoorden heb je een lange vorm (met e) en een korte vorm (zonder e):

vluchten
vd: gevlucht - bn: de gevluchte overvaller; een gevlucht volk
od: vluchtendde -  bn de vluchtende bankrovers; een vluchtend hert

Slide 22 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Vraag bij de volgende drie slides:
Noteer het werkwoord in de juiste spelling én geef aan welke vorm het werkwoord moet hebben. Kies uit: voltooid deelwoord (vd), onvoltooid deelwoord (od) of bijvoeglijk naamwoord (bn).

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De honden staan ... (grommen) achter het hek te kijken naar ... (passeren) wandelaars.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De ... (kiezen) burgemeester hoorde ... (juichen) de uitslag.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De ... (kruipen) baby heeft zijn handjes vies ... (maken).

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting werkwoordsvormen
inf
infinitief
hele werkwoord
slapen; koken

pvtt
persoonsvorm tegenwoordige tijd
slaap - slaapt - slapen 
(ik-vorm - ik-vorm+t - hele ww)
pvvt
persoonsvorm verleden tijd
sterk: sliep - sliepen
zwak: kookte - kookten ('t sexy-fokschaap)
vd
voltooid deelwoord
ik heb lekker geslapen.
(ge/be/ver/ont/er & 't sexy-fokschaap of -en)
od
onvoltooid deelwoord
slapend lagen we op de achterbank
(hele werkwoord + d)
bn
bijvoeglijk naamwoord
een slapend muisje - het slapende muisje
een kokend pannetje - de kokende pan
gw
gebiedende wijs

slaap minstens 8 uur per nacht.
kook de aardappelen 10 minuten.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag bij de volgende drie slides:
Noteer het werkwoord in de juiste spelling én geef aan welke vorm het werkwoord moet hebben. Kies uit: inf, pvtt, pvvt, vd of od. Kies tt indien mogelijk.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kiki ... (hebben) een mooi gedicht ... (schrijven).

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hordenlopers ... (betreden) zojuist ... (zwaaien) het atletiekstadion.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De ... (bedreigen) kunstenaar ... (willen) haar land ... (ontvluchten).

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebiedende wijs (gw)
De gebiedende wijs (gw) wordt gebruikt om een bevel, een advies, een instructie of een waarschuwing te geven. In een zin met een gebiedende wijs staat geen onderwerp. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm, ook als je meerdere personen aanspreekt.

Sluit alle ramen en deuren!
Verwarm de oven voor op 180 graden en pak de ingrediënten.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... (maken, gw) je taakwerk voor het einde van de week af.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

... (lopen, gw) naar de maan!

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin in de gebiedende wijs met het werkwoord kiezen...

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
ott
onvoltooid tegenwoordige tijd
pvtt
ik bak een taart.
ovt
onvoltooid verleden tijd
pvvt
ik bakte een taart.
vtt
voltooid tegenwoordige tijd
pvtt + vd
ik heb een taart gebakken.
vvt
voltooid verleden tijd
pvvt + vd
ik had een taart gebakken
ottt
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
zal + inf
ik zal een taart bakken

ovtt
onvoltooid verleden toekomende tijd
zou + inf
ik zou een taart bakken

vttt
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
zal + infvd
ik zal een taart hebben gebakken

vvtt
voltooid verleden toekomende tijd
zou + infvd
ik zou een taart hebben gebakken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik heb zijn aanpak nooit begrepen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zou de bus hebben gemist.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Het kind gedroeg zich voorbeeldig.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zal een keuze hebben gemaakt.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
We hadden je vraag al beantwoord.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zou boodschappen doen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zal nieuwe gymschoenen kopen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
De conciërge bedient de printer.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies