H1 Grammar themes 3-6

WELCOME
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Today
  • vraagzinnen met to be / to have got
  • vraagzinnen met to do
  • present continuous
  • future: to be going to + hele ww

Slide 2 - Tekstslide

What do you remember from last time?

Slide 3 - Woordweb

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Not Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 4 - Sleepvraag

Leerdoel 6
Ik kan vraagzinnen maken  
gedrag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Zijn zij erg stil?
A
Is she very quiet?
B
Are she very quiet?
C
Are they very quiet?

Slide 7 - Quizvraag

..... a very clever girl?
A
Are Susan
B
Susan are
C
Is Susan
D
Susan is

Slide 8 - Quizvraag

.......... my cats aggressive?
A
Am
B
Is
C
Are

Slide 9 - Quizvraag

..... there many pupils in this class?

Slide 10 - Open vraag

..... it Wednesday today?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

_________ she play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 13 - Quizvraag

_______ your father have a red car?
A
Do
B
Does

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Does Sarah have a nice room?
B
Do Sarah have a nice room?
C
Do Sarah has a nice room?
D
Does Sarah has a nice room?

Slide 15 - Quizvraag

Have got
Vraagzinnen met have got maak je door have of has vooraan in de zin te zetten. Het woordje got  verandert niet van plaats.

Bij I, you, we en they gebruik je have got. Bij he, she en it gebruik je has got.
shit-regel

Slide 16 - Tekstslide

Maak vragen:
Jessy has got Snapchat.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Maak vragend:
I have got enough motivation to do homework.

Slide 18 - Open vraag

__________ my mother ____ a big purse?
A
Have _______ got
B
Has ________ got
C
Does _______ have
D
Does ________ has

Slide 19 - Quizvraag

Use Have got or Has got:
_____ they ____ a dog?
A
Have... got
B
Has... got

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Has they got a big house?
B
Have they got a big house?
C
Do they have a big house?
D
Does they have a big house?

Slide 21 - Quizvraag

Describe: present continuous

Slide 22 - Tekstslide

Present  Continuous

Slide 23 - Tekstslide

In short (in het kort):
Je gebruikt deze tijd om aan te geven dat iets nu gebeurd of bij afspraken waarbij de tijd/datum al vast staat..
Je maakt het met am/is/are werkwoord+ing:
* I am playing
* You are helping
* He is walking          Tina is working          The cat is hunting
* They are driving     We are eating           Tom and I are swimming

Slide 24 - Tekstslide

Put in the Present Continuous
Zet de woorden tussen haakjes in de duurvorm.
Gebruik am/is/are en het werkwoord+ing. 
Bijvoorbeeld:
Sally ... (sleep)
Sally is sleeping.

Je hoeft alleen maar de werkwoorden in te typen.

Slide 25 - Tekstslide

My rabbit ... (eat)

Slide 26 - Open vraag

You ... (think) about pizza.

Slide 27 - Open vraag

You and I ... (ride) our bikes.

Slide 28 - Open vraag

Peter ... (build) a house.

Slide 29 - Open vraag

FUTURE
=
TOEKOMENDE TIJD

Slide 30 - Tekstslide

Je gaat leren de toekomende tijd te maken in het Engels.

Slide 31 - Tekstslide

to be + going to + hele werkwoord
  • Je bent iets van plan;
  • Dat gaat zeker door;
  • Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
  • We vertalen het vaak in het Nederlands met 'gaan ..........'.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het grote verschil tussen een vraag met have (zonder got) of met have got maken?

Slide 33 - Open vraag

zinnen met to am / are / is + going to +
hele werkwoord

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het grote verschil tussen een vraag met have (zonder got) of met have got maken?

Slide 35 - Open vraag

Captain Kirk .......... the Enterprise.
A
am going to fly
B
is going to fly
C
are going to fly

Slide 36 - Quizvraag

I .......... my friends.
A
am going to visit
B
is going to visit
C
are going to visit

Slide 37 - Quizvraag

They .......... the war.
A
am going to win
B
is going to win
C
are going to win

Slide 38 - Quizvraag

Wat vond je van deze les? Heb je er iets van geleerd?
A
Leuk, ja ik heb iets geleerd!
B
Leuk, maar niets geleerd.
C
Niet leuk, wel iets geleerd!
D
Niet leuk, niets geleerd.

Slide 39 - Quizvraag

Antwoord met een cijfer in hoeverre je dit onderdeel hebt begrepen.

Slide 40 - Open vraag

Are there questions?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide