Taalkaart 4 Gezondheid les 1

Wat gaan we doen vandaag?
1. Startopdracht 'Wie/wat ben ik?'
2. Taalkaart 3 bespreken
3. Samengestelde zinnen (hoofdzin/bijzin)
4. Praatplaat 'het hobbyhuis'
5. Schrijfopdracht 'Mijn gewoontes'
6. Woordspin 'Gezondheid'
7. Taalkaart 4 'Leef jij gezond?'
8. Balspelletje




1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
1. Startopdracht 'Wie/wat ben ik?'
2. Taalkaart 3 bespreken
3. Samengestelde zinnen (hoofdzin/bijzin)
4. Praatplaat 'het hobbyhuis'
5. Schrijfopdracht 'Mijn gewoontes'
6. Woordspin 'Gezondheid'
7. Taalkaart 4 'Leef jij gezond?'
8. Balspelletje




Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht 'Wie/wat ben ik?'
  • Iedere cursist krijgt een kaartje
  • Loop rond door de klas en zoek een andere cursist.
  • Stel gesloten vragen aan elkaar en raad wie/wat hij of zij is. 
  • Hierna wissel je van kaartje, loop je door de klas en zoek je een andere cursist. 

Slide 2 - Tekstslide

In duo's taalkaart 3  bespreken
  1. Bespreek met elkaar wie je hebt gesproken.
  2. Vat kort samen wat die persoon heeft gezegd. 
  3. De ander die luistert, vult de checklist spreken in.

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Twee of meer zinnen/zinsdelen komen bij elkaar

Er wordt een voegwoord gebruikt 

Slide 4 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 5 - Woordweb

Voegwoorden A2


Opsomming: en
Keuze: of
Voorwaarde: als
Reden: want, omdat
Tegenstelling: maar
Gevolg: dus
Tijd: toen

Bijzin= als/omdat 
Voegwoorden B1

Opsomming: en, 
Keuze: of
Voorwaarde: als
Reden: want, omdat
Tegenstelling: maar, hoewel
Gevolg: dus, zodat
Tijd: terwijl, toen, totdat, zodra

Bijzin= als, omdat, hoewel, zodat, terwijl, toen, totdat, zodra

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Hoofdzin  wie/wat werkwoord rest 2e werkwoord

Bijzin   wie/wat  rest werkwoord (2e werkwoord)

Hoofdzin met inversie  rest werkwoord wie/wat rest 
(2e werkwoord)

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg
Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.

Hoofdzin inversie + hoofdzin
2. Elke dag ga ik naar school, maar ik voel me niet fit.

Hoofdzin + bijzin 
3. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.

Bijzin + hoofdzin
4. Als ik goed leer voor mijn toets, krijg ik zeker een hoog cijfer.




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf over jouw gewoontes
Opdracht: Schrijf over jouw gewoontes. Wat zijn dingen die jij elke dag doet? Gebruik de volgorde hoofdzin + bijzin en de volgorde bijzin + hoofdzin met inversie. Je kunt bij het onderwerp gewoontes de woorden meestal, vaak en altijd gebruiken.

Voorbeeld:
Voordat ik 's ochtends naar school ga, kam ik altijd mijn haar, eet ik yoghurt en poets ik mijn tanden. Dan fiets ik naar de bushalte. Terwijl ik in de bus zit, luister ik vaak muziek. Meestal ga ik eerst naar het toilet, als ik op school ben. Zodra ik weer thuiskom, drink ik vaak een kop koffie en eet ik een koekje met mijn dochter. 
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Gezondheid
(health)

Slide 11 - Woordweb

Taalkaart 4
  1. Uitleg taalkaart 4
  2. Vragen maken over gezondheid
  3. Bespreek de vragen in duo's en stel de vragen aan je medecursist

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide