T&G les 18 Trainingswetmatigheden

Trainen en gezondheid
Trainen en gezondheid
Periode 3
Les 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Trainen en GezondheidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Trainen en gezondheid
Trainen en gezondheid
Periode 3
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud

  • Belasting & belastbaarheid
  • Supercompensatie
  • Trainingswetmatigheden

Slide 4 - Tekstslide

ATP resynthese

Slide 5 - Woordweb


Welk systeem gebruikt de sporter op de achtergrond het meest? ( Staan )
A
CP-systeem
B
Zuurstofsysteem
C
Melkzuursysteem
D
H2O-systeem

Slide 6 - Quizvraag


Bij het melkzuursysteem zit er 1 groot nadeel, wat is dat nadeel?
A
Het verbruik van suikers
B
Het verbruik van O2
C
De vorming van melkzuur
D
De vorming van B2

Slide 7 - Quizvraag


Welke tank is het snelst op?
A
Zuurstoftank
B
Melkzuurtank
C
ATP-tank
D
CP-tank

Slide 8 - Quizvraag


Welk systeem heeft een ZEER GROTE CAPACITEIT?
A
Vetzuursysteem
B
CP-systeem
C
Melkzuursysteem
D
Zuurstofsysteem

Slide 9 - Quizvraag





De weerstand die je lichaam ondergaat



De arbeid die je levert



Dat wat je - als trainer- de sporter aan doet




Het vermogen om een belasting te ondergaan of te leveren zonder nadelige gevolgen


Wat je aankunt, zonder blessures



Dat wat de sporter aan kan
Belasting
Belastbaarheid

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Gemiddelde belastbaarheid
Hoge belastbaarheid
Lage belastbaarheid
Lage belastbaarheid
Lage belastbaarheid

Slide 12 - Sleepvraag

Supercompensatie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

In de praktijk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Supercompensatie
Dit principe treedt alleen maar op als belasting en herstel goed worden afgewisseld. 

    Herstel door:
    • Rusten
    • Hersteltraining
    • Andere vorm van training
    • Voeding
    • Massage
    • Sauna

    Slide 17 - Tekstslide


    Wat is belasting?
    A
    Dat wat de sporter aan kan
    B
    Dat wat je de sporter aandoet
    C
    Dat wat je samen met de sporter afspreekt
    D
    Die paarse envelop

    Slide 18 - Quizvraag


    Wat is dit plaatje:
    A
    Tegenprestatie
    B
    Belastbaarheid
    C
    Overbelasting
    D
    Supercompensatie

    Slide 19 - Quizvraag


    Wat wordt bedoeld met het volgende plaatje?
    A
    Train zo veel als nodig is, niet zoveel als mogelijk is
    B
    Dat rusten heel erg belangrijk is om goede sportprestaties te kunnen leveren
    C
    Dat je eigenlijk niet hoeft te trainen, maar zo veel mogelijk moet rusten
    D
    Dat je goed moet blijven eten als wielrenner, want daar win je de wedstrijden mee

    Slide 20 - Quizvraag

    Andere trainings wetmatigheden 

    Door te trainen proberen we supercompensatie te realiseren. 
    Er zijn tal van andere trainingswetmatigheden (trainingsprincipes) die daarbij helpen.

    Slide 21 - Tekstslide

    Overload principe 
    Trainingsprikkel moet een minimale sterkte hebben wil er er trainingseffect optreden.

    Op den duur meer en zwaarder trainen om resultaten te bereiken.

    Moet sprongsgewijs gebeuren om
    tot supercompensatie te komen.

    Slide 22 - Tekstslide

    Verminderde meeropbrengst 
    Om op een hoger niveau tot prestatieverbetering te komen moet er meer getraind worden. ( Usain Bolt en beginnende sporter )

    Slide 23 - Tekstslide

    Omkeerbaarheid
    Trainingseffecten verdwijnen of de ontwikkeling van een bewegingseigenschap stagneert, als de sporter geen of te weinig belastingprikkels toedient.

    Na 2-3 weken kan de VO₂max (zuurstofopname) al met 5-10% afnemen.  

    Stilstaan is achteruit gaan.

    Slide 24 - Tekstslide

    Specificiteit
    Je verbetert alleen datgene wat je traint.

    De sporter zal specifiek belast moeten worden, wil hij er in de eigen sport op vooruit gaan.

    Bijv: Marathonloper, zwemmer, sprinter of powerlifter.

    Slide 25 - Tekstslide

    Individualiteit
    Elke sporter heeft een eigen beginsituatie.
    Elke sporter moet op zijn eigen niveau belast of getraind worden.
    Neem trainingsschema’s NIET klakkeloos over.

    Slide 26 - Tekstslide

    Duurzaamheid
    Verbeteringen die geleidelijk ontstaan blijven langer behouden.

    Wie voor de snelle, korte weg kiest zal een minder hoog prestatieniveau behalen.
    Vb: Wat zou het verschil zijn tussen een hardloper die jaren lang consistent traint en een hardloper die in een maand tijd dertig intensieve hardlooptrainingen doet?

    Slide 27 - Tekstslide


    Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?
    A
    Wet van de verminderde meeropbrengst
    B
    Omkeerbaarheid
    C
    Specificiteit
    D
    Duurzaamheid

    Slide 28 - Quizvraag


    Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?
    A
    Wet van de verminderde meeropbrengst
    B
    Omkeerbaarheid
    C
    Specificiteit
    D
    Duurzaamheid

    Slide 29 - Quizvraag


    Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?
    A
    Wet van de verminderde meeropbrengst
    B
    Omkeerbaarheid
    C
    Specificiteit
    D
    Duurzaamheid

    Slide 30 - Quizvraag


    Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?
    A
    Wet van de verminderde meeropbrengst
    B
    Omkeerbaarheid
    C
    Specificiteit
    D
    Duurzaamheid

    Slide 31 - Quizvraag

    Slide 32 - Video

    Overload

    Slide 33 - Tekstslide

    Plantairflexie
    Dorsaalflexie
    Extensie
    Flexie
    Anteflexie
    Retroflexie

    Slide 34 - Sleepvraag

    Pectoralis Major
    M. Rectus Abdominis
    M. Biceps Brachii
    M. Quadriceps
    M. Gastrocnemius
    M. Triceps Brachii
    M. Trapezius
    M. Latissimus Dorsi
    M. Gluteus Maximus

    Slide 35 - Sleepvraag

    En nu?
    timer
    15:00

    Slide 36 - Tekstslide