Hoe ervaren wij ons bestaan als mens? - 2.1 Excentrische positionaliteit

Hoe ervaren wij ons bestaan als mens?
2.1 Excentrische positionaliteit

Wij staan in verhouding tot onszelf
-> wij zijn van nature kunstmatig
-> Wij willen onze bestaanservaring uitdrukken
-> Wij verlangen boven onszelf uit te stijgen én vaste grond onder de voeten te hebben
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe ervaren wij ons bestaan als mens?
2.1 Excentrische positionaliteit

Wij staan in verhouding tot onszelf
-> wij zijn van nature kunstmatig
-> Wij willen onze bestaanservaring uitdrukken
-> Wij verlangen boven onszelf uit te stijgen én vaste grond onder de voeten te hebben

Slide 1 - Tekstslide

Helmuth Plessner
1892-1985
De mens wordt niet geheel vastgelegd door haar natuurlijke eigenschappen.

De mens is van nature onbepaald.

Dit komt voort uit onze excentrische positionaliteit.


Excentrische positionaliteit -> nature onbepaald

Slide 2 - Tekstslide

Lichaam hebben en lichaam zijn
Lichaam als centrum van gewaarwordingen (Leib, lichaam dat we zijn).

én
Lichaam als instrument waarmee handelingen worden uitgevoerd 
(Körper, lichaam dat we hebben).

Gelijk aan andere dieren.

Slide 3 - Tekstslide

Dubbelaspect
De mens als onbepaald wezen
Het dier leeft en gaat op in het hier-en-nu, de mens kan zich vanuit hier-en-nu verhouden tot verleden, toekomst en andere plaatsen.

De mens kan op haar bestaan reflecteren:
Doppelaspekt, dubbelaspect.

De mens is van nature onbepaald:
We kunnen ons bestaan zelf vormgeven.
(Tegen determinisme)

Slide 4 - Tekstslide

Stenen, planten en dieren
Stenen: geen binnenwereld waar vanuit een buitenwereld wordt ervaren.

Planten: hebben vanuit een binnenwereld interactie met buitenwereld. Ze zijn een lichaam. Ze hebben een positionaliteit.

Dieren: opereren vanuit een centrum. Dieren zijn een lichaam en hebben een lichaam. Ze hebben een centrische positionaliteit. Van daaruit wordt de buitenwereld ervaren.



Onbepaaldheid van de mens is gevolg van excentrische positionaliteit.



Slide 5 - Tekstslide

Excentrische positionaliteit

De mens kan achter zichzelf staan, kan als het ware over haar schouder naar zichzelf kijken en ervaart zichzelf daardoor als een 'ik' die een eigen binnenwereld en de relatie met de buitenwereld tegelijkertijd kan beschouwen. Het 'ik' als een centrum van het handelen en ervaren staat dus buiten (ex) het eigen lichaam, maar is daar tegelijkertijd ook ten nauwste meer verknoopt.

(blz. 17 syllabus)

Slide 6 - Tekstslide

De verhouding van de mens tot zichzelf
Biologische basis van Plessners filosofie:
Excentrische positionaliteit

Drie antropologische wetten
1. Natuurlijke kunstmatigheid
2. Bemiddelde onmiddellijkheid
3. Utopische standplaats

Slide 7 - Tekstslide

Eindterm 5
De kandidaten kunnen de opvattingen van Descartes, Sheets-Johnstone, Plessner, De Beauvoir en Fanon over de vraag naar de mens, en de verschillende manieren waarop het lichaam daarbij een rol speelt uitleggen, vergelijken, toepassen en evalueren. 
Daarbij kunnen zij de volgende standpunten betrekken:

• mensen zijn een denkend bewustzijn met een mechanisch lichaam (Descartes);
• mensen zijn een reflecterend, bewegend lichaam (Sheets-Johnstone);
• mensen staan lichamelijk in verhouding tot zichzelf (Plessner);
• mensen staan lichamelijk in verhouding tot anderen (De Beauvoir, Fanon).

Slide 8 - Tekstslide

Eindterm 7
De kandidaten kunnen uitleggen en evalueren dat volgens Plessner mensen in een verhouding tot zichzelf staan. 
Daarbij kunnen zij betrekken:

• een uitleg van Plessners’ poging om de biologische benadering van de mens te verenigen met de fenomenologische bestaanservaring en van zijn opvatting dat mensen onbepaalde wezens zijn;
• het begrip ‘excentrische positionaliteit’ en de drie antropologische wetten;
• een uitleg van Plessners’ eerste antropologische wet (natuurlijke kunstmatigheid) dat mensen van nature kunstmatig zijn;
• een uitleg van Plessners’ tweede antropologische wet (bemiddelde onmiddellijkheid) dat mensen hun bestaanservaring willen uitdrukken;
• een uitleg van Plessners’ derde antropologische wet (utopische standplaats) dat mensen verlangen boven zichzelf uit te stijgen én vaste grond onder de voeten te hebben;
• een uitleg met tekstfragment 2 van Plessners opvattingen dat de problematiek van lachen en wenen de dubbelzinnige verhouding van de mens tot het eigen lichaam verduidelijkt en de oorsprong van lachen en wenen de bestaanservaring typeert.

Slide 9 - Tekstslide

Excentrische positionaliteit

De mens kan achter zichzelf staan, kan als het ware over haar schouder naar zichzelf kijken en ervaart zichzelf daardoor als een 'ik' die een eigen binnenwereld en de relatie met de buitenwereld tegelijkertijd kan beschouwen. Het 'ik' als een centrum van het handelen en ervaren staat dus buiten (ex) het eigen lichaam, maar is daar tegelijkertijd ook ten nauwste meer verknoopt.


De mens is van nature onbepaald

De mens wordt niet geheel vastgelegd door haar natuurlijke eigenschappen.


Slide 10 - Tekstslide