Rekenen romeinse cijfers

Rekenen met romeinse cijfers
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met romeinse cijfers

Slide 1 - Tekstslide

Vroeger waren er nog geen cijfers, de Romeinen gebruikte hiervoor letters.

Slide 2 - Tekstslide

I = 1
V = 5
X = 10
L = 50
C = 100
D = 500
M = 1000

Slide 3 - Tekstslide

Regel 1
Het cijfer dat de grootste waarde heeft, staat aan de linkerkant:

XI = 11

X =10
I = 1

Slide 4 - Tekstslide

Regel 2
De waarde van de letters worden bij elkaar opgeteld

CXI = 111

C = 100
X = 10
I = 1

Slide 5 - Tekstslide

Regel 3
Er mogen maar 3 dezelfde letters naast elkaar staan.

III = 3
VVV = 15
XXX = 30

Slide 6 - Tekstslide

Regel 4
Wanneer een letter met een kleinere waarde voor een letter met een grotere waarde staat, wordt deze ervan afgetrokken:

XC = (100 - 10) = 90
VL = (50 - 5) = 45

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
Wat is LLI?

L =       I =

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Wat is XXXVII?

X =       V =       I =

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
Wat is IL?

L =      I =

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
Wat is LXXXIX?

L =      X =        I =

Slide 11 - Tekstslide

Wat is:
IX?

Slide 12 - Open vraag

Wat is:
XCV?

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag met je maatje!
- Maak je werkblad
- Controleer deze
- Werken aan je rekendoelen

Slide 14 - Tekstslide