Je kunt zinnen zo formuleren dat woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan.
blz 242-243
Slide 5 - Tekstslide
Wat moet je onthouden?
- Lidwoord bij zelfstandig naamwoord (geen lange bijvoeglijke naamwoorden er tussen plaatsen)
- onderwerp en gezegde bij elkaar - alle werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar - scheidbare werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar
Slide 6 - Tekstslide
Formuleren 6
Variëren in zinslengte
blz 244-245
Doel: Tekst aantrekkelijker maken
Slide 7 - Tekstslide
Zinslengte
Te veel lange of korte zinnen achter elkaar maken een tekst saai.
Lange zinnen zijn vaak samengestelde zinnen. Meer persoonsvormen. (Er worden snel foutjes gemaakt.) Korte zinnen zijn vaak enkelvoudige zinnen. Passen bij actie/zorgen voor tempo.
Slide 8 - Tekstslide
Formuleren 7
Ik kan door het gebruik verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aanbrengen.
blz 246-247
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 1, 2, 3
Opdracht 3 mag in Classroom blz 246/247
timer
25:00
Slide 12 - Tekstslide
Online oefenen
Cursus 6 Formuleren
5) Bij elkaar zetten wat er bij elkaar hoort 5a, 6a 6) Variëren in zinslengte 5a, 6a