§3.4 - Grammatica - H3d

H3d - §3.4
Grammatica - zinsdelen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3d - §3.4
Grammatica - zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Even helder:
Vrijdag SO leesvaardigheid (zowel thuis als op school)
In de partweek toets Grammatica - zinsdelen. Zie studiewijzer voor wat je precies moet leren.

Slide 2 - Tekstslide

Dit hebben we al behandeld:
§1.4:
Bijvoeglijke bepaling (bvb)
Enkelvoudige en samengestelde zinnen

§2.4:
voorzetselvoorwerp (vzv)
nevenschikking en onderschikking

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
Aan het eind van de les kun je aangeven of de bijzin van een onderschikking een lv-zin of een bwb-zin is.

Herhaling van vorig jaar!

Aan het eind van de les weet je wat een (foutieve) samentrekking is.

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijk...
We hebben het vandaag over onderschikkende zinnen.
De bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

LV-zin
  •  De hele bijzin is het lijdend voorwerp van de hoofdzin.
  •  De lv-zin begint meestal met het voegwoord dat of of.
  •  De lv-zin kun je vervangen door het of dat.


Ze besloot dat ze haar kamer op ging ruimen.
Ze besloot het.


…dat ze haar kamer op ging ruimen. = bijzin = lv-zin

Slide 7 - Tekstslide

bwb-zin
  • De bwb-zin is een bijzin die een bijwoordelijke bepaling is van de hoofdzin.
  • De bwb-zin begint met een onderschikkend voegwoord, zoals toen, omdat, nadat, voordat, hoewel, terwijl, zodra…
  • De bwb-zin kun je vervangen door bijvoorbeeld toen, op dat moment, toch, ondanks, dat, dan, daarom.


Toen ze genoeg gespaard had, richtte ze haar kamer opnieuw in.
Toen richtte ze haar kamer opnieuw in.


Toen ze genoeg gespaard had = bijzin = bwb-zin

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan benoemen bijzin
  1. Stel de bijzin vast.
  2. Vervang de bijzin door één woord(groepje)
  3. Ontleed de ontstane enkelvoudige hoofdzin.
  4. Het zinsdeel dat je hebt toegekend aan het vervangende woord(groepje), is het zinsdeel van de bijzin.
  5. Zet tussen hoofd- en bijzin dubbele zinsdeelstrepen

Slide 9 - Tekstslide

Ik eet wat ik lekker vind.
1. bijzin = wat ik lekker vind
2. Ik eet dat.

3:          o     wg.    lv
             Ik | eet | dat 


4 + 5:    o.    wg     lv-zin
               Ik | eet || wat ik lekker vind.

Slide 10 - Tekstslide

Quizje
Let op het voegwoord!! LV-zin of bwb-zin?

Slide 11 - Tekstslide

Omdat hij goed is voorbereid, maakt hij fluitend de toets.
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 12 - Quizvraag

Wie kan mij vertellen of ik morgen naar school moet?
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 13 - Quizvraag

Als het warme weer aanhoudt, mogen boeren niet meer beregenen.
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 14 - Quizvraag

Je krijgt kramp, omdat je te weinig conditie hebt.
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 15 - Quizvraag

De burgemeester vertelde dat er heel veel mensen hebben gestemd.
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 16 - Quizvraag

De buren belden 112 toen onze schuur in brand stond.
A
lv-zin
B
bwb-zin

Slide 17 - Quizvraag

Samentrekking
In nevenschikkend samengestelde zinnen wordt vaak een deel weggelaten: een of enkele woorden die al genoemd zijn, worden niet herhaald.
Dit is een samentrekking.


De verdachte is aangehouden en (…) zit inmiddels in een cel.
(…) = de verdachte


Alleen onder bepaalde voorwaarden kan hij voorlopig vrijkomen en (…) zijn straf thuis uitzitten.
(…) = alleen onder bepaalde voorwaarden kan hij

Slide 18 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Samentrekkingen zijn alleen correct wanneer het weggelaten woord of de weggelaten woorden dezelfde betekenis, vorm of grammaticale functie hebben als de eerder genoemde woorden.
Hier worden heel vaak fouten in gemaakt!

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden van foutieve samentrekkingen
  1. De verdachte gedraagt zich naar wens en heeft de politie dus vrijgelaten.
  2. Die verdachte willen de agenten een goede raad geven, maar luistert niet.
  3. De man wordt agressief en door een agent gewaarschuwd.
  4. Gevangen moeten begeleid worden en deze man ook.
  5. De veroordeelde kwam op tijd bij de gevangenis aan en in zijn cel 10 kilo. Hij zat te lezen en zijn tijd uit.

Slide 20 - Tekstslide

Verwerken
Maak opd. 3, 5, 6, 7 en 9 van §3.4

Slide 21 - Tekstslide