In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
bs 2 "Voedselrelaties"
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen:
Je weet wat de volgende begrippen betekenen:
-voedselketen
- voedselweb
-producenten
- consumenten
-reducenten
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
voedselketen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Voedselketen en voedselweb
Start altijd met een plant
planten maken hun eigen voedsel:
Fotosynthese
Slide 6 - Tekstslide
Voedselketens
Voedselketen = rij organismen waarin staat wie wat eet
Regels bij voedselketens:
Je begint altijd bij planten
Pijlen betekenen 'wordt gegeten door', gaat NAAR de bek waar het in belandt!
Slide 7 - Tekstslide
Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel schakels heeft deze voedselketen?
A
4
B
5
C
9
D
3
Slide 9 - Quizvraag
voedselketen en schakels:
schakel = deel van een voedselketen = 1 groep organisme
De1e schakel is altijd een plant.
De 2eschakel is altijd eenplanteneter.
De 3e schakel is altijdeen vleeseter
Slide 10 - Tekstslide
In een voedselketen:
producent en consumenten
Producent:
Een plant is een producent, omdat het zelf zijn voedsel kan maken ( fotosynthese) .
-> welke schakel?
Slide 11 - Tekstslide
en consumenten:
Consumenten:
zijn altijd dieren, zij eten (consumeren) iets.
-> welke schakel?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
voedselketen
consumenten
producent
Slide 14 - Tekstslide
Accumulatie
De organismen hoger in de voedselketen gaan dood aan gifstoffen die veel eerder in de keten zijn opgenomen.
Slide 15 - Tekstslide
Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
Dieren die aan het eind van de voedselketen staan en zelf niet opgegeten worden noemen we....?
A
superroofdier
B
toproofdier
C
producent
D
consument
Slide 18 - Quizvraag
Een voedselketen begint ALTIJD met een :
A
dier
B
schimmel
C
bacterie
D
plant
Slide 19 - Quizvraag
Een ander woord voor planten zijn?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducenten
Slide 20 - Quizvraag
Voedselweb
Een voedselweb =
meerdere voedselketens in een bepaald gebied.
Veel realistischer
Slide 21 - Tekstslide
Voedselweb
In een voedselweb komen verschillende voedselketens voor.
Slide 22 - Tekstslide
VOEDSELWEB
Noem eens een voedselketen uit dit voedselweb?
En uit hoeveel schakels bestaat deze?
Slide 23 - Tekstslide
Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen
Slide 24 - Quizvraag
Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
muis->slang-> uil
C
gras->konijn-> havik-> vos
D
gras<-konijn<-havik<-vos
Slide 25 - Quizvraag
Let op dat de pijlen juist staan!
Slide 26 - Tekstslide
Wanneer giftige stoffen ophopen in een voedselketen spreek je van:
A
biomassa
B
autotroof
C
accumulatie
D
heterotroof
Slide 27 - Quizvraag
de juiste voedselketen wordt:
A
riet --> sprinkhaan --> reuzenpad -->vogel
B
riet --> reuzenpad --> sprinkhaan --> reptiel
C
riet <-- sprinkhaan <-- reuzenpad <-- reptiel
D
riet --> reuzenpad --> sprinkhaan --> vogel en reptiel
Slide 28 - Quizvraag
Hoeveel schakels en hoeveel consumenten?
A
5 schakels
en 1 consument
B
4 schakels
en 4 consumenten
C
5 schakels en
4 consumenten
D
4 schakels en 1 consument
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de juiste voedselketen?
A
Mens --> Koe --> Gras
B
Mens - Koe - Gras
C
Gras - Koe - Mens
D
Gras --> Koe --> Mens
Slide 30 - Quizvraag
Wat is een juiste voedselketen?
A
koolmees-> rups->eik-> vos
B
eik->koolmees->rups-> vos
C
vos->koolmees->rups->eik
D
eik->rups->koolmees->vos
Slide 31 - Quizvraag
Koolstofkringloop
Kringloop van koolstof (C): de op aarde aanwezige koolstofatomen gaan steeds weer andere verbindingen aan en wordt doorgegeven. Dit is waarom er wordt gesproken van een koolstofcyclus.