Les Woensdag 6.12.23

Was machen wir heute? 
1. Kennst du schon die Sätze? 
Informatie over Dinslaken meenemen en over het Bundesland waarin Dinslaken liegt. Kies ook een stad uit dit Bundesland.
Oefen met je partner het gesprek
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute? 
1. Kennst du schon die Sätze? 
Informatie over Dinslaken meenemen en over het Bundesland waarin Dinslaken liegt. Kies ook een stad uit dit Bundesland.
Oefen met je partner het gesprek
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt

Slide 1 - Tekstslide

 Übersetze
1. Doe jij aan sport?                                9. Hoe heb je gereisd? 
2. Waar ga je heen?                             10. Wat voor sport doe je?
3. Wij zijn in Berlijn geweest.
4. Houd je van popmuziek?
5. Ik heb een hekel aan winkelen. 
6. En wat vind je voor de rest leuk om te doen? 
7. Hij speelt gitaar.
8. Hoe was het?

Slide 2 - Tekstslide

Was weißt du noch? 
Lies auf Seite 20 den Text "Schulleben" und berichte hierüber.
Bilde auch zu diesem Text 5 Fragen. 
BENUTZE BEIM ERZÄHLEN DIE SIGNALWÖRTER AUF SEITE 21
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Starkes Verb 
Heel werkwoord
vertaling
3 pers.ev. o.t.t
3 pers. ev. o.v.t
v.v.t
1. breken
2. geven
3. laten
4. spreken
5. stoten 
6. trappen
7. vallen
8. wassen
9. zien
10. dragen 
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Gespräch im Café,  Touristeninformation, Interviewen
Übt zu Zweit diese zwei Gespräche und schaut, ob ihr das Interview auch schon gelernt habt. 
timer
7:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 15 - Tekstslide

Ob/Oder
Oder- wordt gebruikt om een keuze tussen twee of meer mogelijkheden aan te geven.
Komme ich morgen zu dir oder kommst du zu mir?  
Ob - Is er geen sprake van keuze dan gebruik ik ob. 
Ich weiß nicht, ob ich morgen vorbeikommen kann.

Slide 16 - Tekstslide

Aber/sondern 
Sondern - bij heldere tegenstelling
Ich kaufe keinen Computer, sondern einen Laptop.
aber - bij overige gevallen
Ich kaufe einen computer, aber Laptop würde mir besser passen.


Slide 17 - Tekstslide

Wann/ Wenn
Wann - als er sprake is van onbekende tijd. Wann kan worden vervangen door " op welk moment" of "hoe laat"
Wann kommst du bei mir vorbei? Heute um fünf Uhr oder morgen um halb fünf? 
Ich weiß noch nicht genau, wann ich vorbeikomme.
Wenn - in de betekenis "als" of " indien" 
Ich komme bei dir vorbei, wenn ich mit der Arbeit fertig bin. 


Slide 18 - Tekstslide

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 19 - Tekstslide

Signaalwoorden - opsomming
und- en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
auch - ook 
(zu)erst - ten eerste


Slide 20 - Tekstslide

Signaalwoorden - Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar (nicht heute sondern morgen) 
statt - in plaats van
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel 
trotz(dem) - (des) ondanks 
während - terwijl

Slide 21 - Tekstslide

Signaalwoorden - benadrukking
besonders - in het bijzonder, vooral
selbst - zelfs
sogar - selfs
vor allem - in het bijzonder, vooral 

Slide 22 - Tekstslide

Signaalwoorden - Reden / oorzaak
denn - want
weil - omdat
Schließlich - per slot van rekening
nämlich - namelijk
deswegen - daarom

Slide 23 - Tekstslide

Signaalwoorden - bevestiging
klar - vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich - vanzelfsprekend, natuurlijk 
tatsächlich - inderdaad, zeker 
wirklich - inderdaad, zeker 

Slide 24 - Tekstslide

Signaalwoorden - Conclusie
also - dus
deshalb - derhalve, daarom
daher - vandaar
 damit - zodat 

Slide 25 - Tekstslide

Signaalwoorden 
Bevor - voordat 
Nachdem - nadat
Als - toen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide