3.0 Voorkennis

3.0 Voorkennis
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.0 Voorkennis

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • afmaken practicum
  • nakijken 2 t/m 8 (blz 110)
  • maken 9 t/m 11 en 14 (blz 112)
  • Nakijken 9 t/m 11 en 14
  • Maken voorkennis 1 t/m 4 (blz 134)

Slide 2 - Tekstslide

Maken opdracht: 2 t/m 8 
(vanaf blz 110)

Slide 3 - Tekstslide

2
  • a) Een metaalatoom staat een of meer elektronen af en vormt zo een positief ion.
  • b) Een niet-metaalatoom neemt een of meer elektronen op en vormt zo een negatief ion.
  • c)De ionbinding is de binding tussen positieve en negatieve ionen in een zout.
  • d) Bij een atoombinding is sprake van een gemeenschappelijk elektronenpaar, bij een ionbinding worden elektronen helemaal overgedragen van het metaalatoom naar het nietmetaalatoom.

Slide 4 - Tekstslide

3
  • a) niet-metaalatomen
  • b) Dat hangt af van het aantal valentie-elektronen. Dat zijn de elektronen die worden afgestaan aan de niet-metaalatomen.
  • c) Het smeltpunt geeft hier inzicht in. Bij sterke bindingen is het smeltpunt hoog tot zeer hoog. En alle zouten zijn bij kamertemperatuur (293 K) vaste stoffen.

Slide 5 - Tekstslide

4a
  • Chloor staat in groep 17. Een chlooratoom heeft zeven valentie-elektronen. Met één elektron erbij is de buitenste schil gevuld. De lading van het chloride-ion is dus 1−: Cl
  • Zuurstof staat in groep 16. Een zuurstofatoom heeft zes valentie-elektronen. Met twee elektronen erbij is de buitenste schil gevuld met het maximale aantal van acht elektronen. De lading van het oxide-ion is dus 2−: O2−

Slide 6 - Tekstslide

4b
  • Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
  • Lithium staat in groep 1. Een lithiumatoom heeft één valentie-elektron. Als het lithiumatoom dit elektron afstaat, bereikt het de edelgasconfiguratie. De lading van het lithiumion is dus 1+: Li+
  • Magnesium staat in groep 2. Een magnesiumatoom heeft twee valentie-elektronen. Als het magnesiumatoom deze twee elektronen afstaat, bereikt het de edelgasconfiguratie. De lading van het magnesiumion is dus 2+: Mg2+

Slide 7 - Tekstslide

5

Slide 8 - Tekstslide

5

Slide 9 - Tekstslide

6
  • a) Ladingen 3+ en 2− trekken elkaar sterker aan dan ladingen 1+ en 1−.
  • b) KI(s): smeltpunt 954 K, kookpunt 1596 K
  •       Al2O3(s): smeltpunt 2327 K, kookpunt 3250 K
  •       Dit komt dus overeen met het antwoord bij opdracht 6a, want een                  sterkere ionbinding leidt tot een hoger smelt- en kookpunt.

Slide 10 - Tekstslide

7

Slide 11 - Tekstslide

7

Slide 12 - Tekstslide

8

Slide 13 - Tekstslide

8

Slide 14 - Tekstslide

maken 9 t/m 11 en 14 (blz 112)

Klaar?
Maken voorkennis 1 t/m 4 (blz 134)

Slide 15 - Tekstslide

9
  • a) Het smeltpunt is 2327 K.
  •       Het smeltpunt in °C is dan 2327 − 273 = 2054 °C
  • b) Aluminiumoxide is een zout. Zouten zijn opgebouwd uit ionen. In de vaste fase zijn deze ionen gebonden via de ionbinding. Om een zout te laten smelten, moet deze ionbinding worden verzwakt, zodat de ionen langs elkaar kunnen bewegen. De ionbinding wordt niet helemaal verbroken. Dat gebeurt pas wanneer een zout verdampt.
  • c) 2 Al2O3(l) → 4 Al(l) + 3 O2(g)

Slide 16 - Tekstslide

10a

Slide 17 - Tekstslide

10a

Slide 18 - Tekstslide

10b

Slide 19 - Tekstslide

10b

Slide 20 - Tekstslide

10c
  • NH3(l) → NH3(g)
  • N2(g) → N2(l)
  • CH3CH2OH(l) → CH3CH2OH(aq) 

Slide 21 - Tekstslide

11
  • a) 2 La(s) + 3 F2(g) → 2 LaF3(s)

Slide 22 - Tekstslide

11
  • a) 2 La(s) + 3 F2(g) → 2 LaF3(s)
  • b) 

Slide 23 - Tekstslide

11c

Slide 24 - Tekstslide

14a
  • Een zout is een verbinding van metaalatomen en niet-metaalatomen. Zuurstofatomen behoren tot de niet-metaalatomen. Indium- en tinatomen behoren tot de metaalatomen. Beide stoffen zijn dus zouten.

Slide 25 - Tekstslide

14b

Slide 26 - Tekstslide

14c
  • bindingstype: metaalbinding
  • soort deeltjes: (vrije / beweeglijke) elektronen

Slide 27 - Tekstslide

Maken voorkennis 1 t/m 4 
(blz 134)

Slide 28 - Tekstslide

1
  • A = 1
  • B = 3
  • C = 4
  • D = 2

Slide 29 - Tekstslide

2

Slide 30 - Tekstslide

2
  • a)



  • b) D
  • c) A

Slide 31 - Tekstslide

3
  • a) B 
  • b) B
  • c) A

Slide 32 - Tekstslide

4

Slide 33 - Tekstslide

4

Slide 34 - Tekstslide