H4 - TH1 - BS6 + onderzoeken + formuleren

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 6: Natuurwetenschappelijk onderzoek


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 6: Natuurwetenschappelijk onderzoek


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen BS6

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS 6
literatuuronderzoek 
beschrijvend onderzoek
hypothesetoetsend onderzoek
ontwerpend onderzoek

Slide 3 - Tekstslide

vandaag
soorten onderzoek

hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan

hoe toets vragen te beantwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Soorten onderzoek
  • literatuur onderzoek
  • beschrijvend onderzoek
  • hypothesetoetsend onderzoek
  • ontwerpend onderzoek

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijvend onderzoek 
      - observeren
      - gegevens verzamelen (data)
      - data weergeven in schema/tekening
Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 6 - Tekstslide

Literatuur onderzoek 
     - bij elkaar zoeken van bestaande kennis
     - je gebruikt bronnen zoals wetenschappelijke     
        literatuur, scripties, boeken... 
     - let op dat je betrouwbare
        bronnen gebruikt
     - zet je bronnen in een lijst
       (referenties of bronnenlijst)
Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 7 - Tekstslide

Hypothese-toetsend onderzoek
      - hypothese opstellen
      - methode om de veronderstelling te toetsen
      - controle groep en experimenteer groep
      - data weergeven in een schema/tekening
Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 8 - Tekstslide

Ontwerpend onderzoek
- ontwerpen van modellen of instrumenten om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden
Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 9 - Tekstslide

Onderzoek Frans de Waal
Onderzoek naar de mate waarin aapjes onrechtvaardigheid afkeuren.




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welk soort onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothese-toetsend onderzoek
C
Ontwerpend onderzoek

Slide 12 - Quizvraag

vandaag
soorten onderzoek

hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan

hoe toets vragen te beantwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek 
  • waarneming
  • onderzoeksvraag
  • hypothesevorming
  • experimentele fase (werkplan)
  • resultaten
  • conclusie  
Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Zet de onderdelen van een verslag in de juiste volgorde
Methode
Resultaten
Conclusie
Onderzoeksvraag
Materiaal
Hypothese

Slide 17 - Sleepvraag

Wanneer je een experiment uitvoert wordt er altijd een "blanco" of controlegroep opgenomen?
Leg uit waarom dit nodig is.

Slide 18 - Open vraag

Let op het volgende:   
  • niet te algemeen 
  • het is een vraag, dus ?
  • beperken tot 1 probleem, dus 1 variabele
  • niet met ja, nee of een getal te beantwoorden
  • laat de vraag beginnen met bijvoorbeeld:

Onderzoeksvraag
 
  • Wat is de invloed van....
  • In welke mate is er een verband....
  • Hoe verhouden zich.... 

Slide 19 - Tekstslide

Een goede onderzoeksvraag:
 
  • is specifiek en gericht
  • beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
  • beschrijft het te onderzoeken verband
  • heeft een vraagteken

NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?

zet er altijd in het "onderdeel" dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!! en heeft een vraagteken



Onderzoeksvraag 

Slide 20 - Tekstslide

Een goede onderzoeksvraag:
 
  • is specifiek en gericht
  • beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
  • beschrijft het te onderzoeken verband

NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?

zet er altijd in het onderdeel dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!!



Onderzoeksvraag 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video


Een goede hypothese:
 
  • beschrijft de te onderzoeken variabel
  • beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
  • beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
  • bevat een op theorie gestoelde verklaring

ALS … DAN … WANT

let op: het hoeft niet te kloppen, dit is juist wat er onderzocht gaat worden! 




Hypothese

Slide 23 - Tekstslide


Een goede hypothese:
 
  • beschrijft de te onderzoeken variabel
  • beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
  • beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
  • bevat een op theorie gestoelde verklaring

ALS … DAN … WANT




Hypothese

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld hypothese
Onderzoeksvraag:
Hebben leerlingen die alle lessen bijwonen hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen?


Mogelijke hypotheses (verwachting):
  • Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.
  • Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben lagere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.

Slide 25 - Tekstslide

1 Variabele bedenken 
   -> welke factor ga je in je experiment manipuleren?

2 Groepen samenstellen
   -> Minstens twee groepen (dus meer mag)
   -> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
   ->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.

3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden

4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
   -> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang


werkplan

Slide 26 - Tekstslide

1 Variabele bedenken 
   -> welke factor ga je in je experiment manipuleren?

2 Groepen samenstellen
   -> Minstens twee groepen (dus meer mag)
   -> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
   ->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.

3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden

4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
   -> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang


werkplan
check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar? 



Slide 27 - Tekstslide

check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar? 

Een goede proef is zowel valide (validiteit) en betrouwbaar!!

Betrouwbaarheid:
Wanneer de proef vaak herhaald wordt, dan zijn de resultaten nagenoeg hetzelfde zijn.

Validiteit
Meet je wat je daadwerkelijk wil meten? Heb je wel de juiste meting gekozen voor het effect wat je wil meten

werkplan

Slide 28 - Tekstslide

Wat was de onderzoeksvraag bij deze resultaten?
A
Welke temperatuur vinden gistcellen het fijnst?
B
Wat is de invloed van koolmonoxide op gistcellen?
C
Wat is de invloed van de temperatuur op de activiteit van gistcellen?
D
Wat doen gistcellen?

Slide 29 - Quizvraag


Welke term wordt gebruikt voor Flegrs bewering?
A
hypothese
B
onderzoeksvraag
C
probleemstelling
D
theorie

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de beste onderzoeksvraag?

Je hebt gezien dat er op bomen soms mossen groeien.
Het valt je op dat de mossen niet overal op de stam zitten. Met welke onderzoeksvraag kun je dit onderzoeken?
A
Waar groeien mossen?
B
Welke soorten mossen groeien op de stam?
C
Waarom groeien mossen op bomen?
D
Groeien de mossen steeds aan dezelfde kant van de stam?

Slide 31 - Quizvraag

Een voedseldeskundige bestudeert wat het effect is van dagelijks vitamine D supplementeren op de stemming van een persoon. Wat voor onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothesetoetsend onderzoek

Slide 32 - Quizvraag

Een politieagent houdt bij hoeveel jongens en meisjes er onder invloed rijden. Wat voor onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothesetoetsend onderzoek

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de afhankelijke variabele in deze onderzoeksvraag?:
Hebben pissebedden de voorkeur voor een lichte of donkere omgeving?
A
De hoeveelheid licht
B
De pissebedden
C
Waar de pissebedden zitten

Slide 34 - Quizvraag

meer uitleg nodig? 

Slide 35 - Tekstslide

vandaag
soorten onderzoek

hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan

hoe toets vragen te beantwoorden

Slide 36 - Tekstslide

Leren formuleren: analyseren, uitleggen, formuleren

Slide 37 - Tekstslide


onderbouw
  • meer reproductie
  • direct te beantwoorden uit je geheugen
  • kortere vragen

bovenbouw
  • meer toepassen en inzicht
  • beroep op je denkkracht
  • meer context vragen
  • formulering belangrijker
verschil onderbouw/bovenbouw

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Leg uit waarom bij een soort sprake is van een levenscyclus.
Stap 1: Doewoorden omcirkelen 
Stap 2: Puntwoorden onderstrepen
Stap 3: Puntwoorden uitleggen
Stap 4: Slotzin formuleren met signaalwoord

Slide 40 - Tekstslide

Leg uit waarom bij een soort sprake is van een levenscyclus.
Stap 1: Doewoorden omcirkelen
Stap 2: Puntwoorden onderstrepen
Stap 3: Puntwoorden uitleggen
Stap 4: Slotzin formuleren met signaalwoord 


Een soort bestaat uit alle individuen die zich onder natuurlijke omstandigheden (dus zonder menselijk ingrijpen) onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen.
Een levenscyclus is de opeenvolging van alle ontwikkelingsstadia van een soort.
Daarom spreekt men bij een soort over een levenscyclus.

Slide 41 - Tekstslide

Leg uit waarom bij een individu sprake is van een levensloop
puntwoorden:
Doewoorden: 
Analyseer deze vraag met behulp van de onderstaande symbolen.

Slide 42 - Sleepvraag

Zijn er nog vragen?
Volgende week SO, is alles duidelijk?


Slide 43 - Tekstslide

huiswerk
Bereid microscopie voor!
(zie magister volgende les)

Maak opdrachten 57 t/m 68
leer voor de SO

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link