In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 6: Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 1 - Tekstslide
cornell method
mannier van aantekeningen maken
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen BS6
Slide 3 - Tekstslide
Begrippen BS 6
literatuuronderzoek
beschrijvend onderzoek
hypothesetoetsend onderzoek
ontwerpend onderzoek
Slide 4 - Tekstslide
vandaag
soorten onderzoek
hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan
hoe toets vragen te beantwoorden
microscopie: osmose
Slide 5 - Tekstslide
Soorten onderzoek
literatuur onderzoek
beschrijvend onderzoek
hypothesetoetsend onderzoek
ontwerpend onderzoek
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijvend onderzoek
- observeren
- gegevens verzamelen (data)
- data weergeven in schema/tekening
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 7 - Tekstslide
Literatuur onderzoek
- bij elkaar zoeken van bestaande kennis
- je gebruikt bronnen zoals wetenschappelijke
literatuur, scripties, boeken...
- let op dat je betrouwbare
bronnen gebruikt
- zet je bronnen in een lijst
(referenties of bronnenlijst)
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 8 - Tekstslide
Hypothese-toetsend onderzoek
- hypothese opstellen
- methode om de veronderstelling te toetsen
- controle groep en experimenteer groep
- data weergeven in een schema/tekening
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 9 - Tekstslide
Ontwerpend onderzoek
- ontwerpen van modellen of instrumenten om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 10 - Tekstslide
Fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek
waarneming
onderzoeksvraag
hypothesevorming
experimentele fase (werkplan)
resultaten
conclusie
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 11 - Tekstslide
Een goede onderzoeksvraag:
is specifiek en gericht
beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
beschrijft het te onderzoeken verband
heeft een vraagteken
NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?
zet er altijd in het "onderdeel" dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!! en heeft een vraagteken
Onderzoeksvraag
Slide 12 - Tekstslide
Let op het volgende:
niet te algemeen
het is een vraag, dus ?
beperken tot 1 probleem, dus 1 variabele
niet met ja, nee of een getal te beantwoorden
laat de vraag beginnen met bijvoorbeeld:
Onderzoeksvraag
Wat is de invloed van....
In welke mate is er een verband....
Hoe verhouden zich....
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Onderzoek Frans de Waal
Onderzoek naar de mate waarin aapjes onrechtvaardigheid afkeuren.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Welk soort onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothese-toetsend onderzoek
C
Ontwerpend onderzoek
Slide 18 - Quizvraag
Welke conclusie kunnen de onderzoekers trekken?
Slide 19 - Open vraag
Zet de onderdelen van een verslag in de juiste volgorde
Methode
Resultaten
Conclusie
Onderzoeksvraag
Materiaal
Hypothese
Slide 20 - Sleepvraag
Wanneer je een experiment uitvoert wordt er altijd een "blanco" of controlegroep opgenomen? Leg uit waarom dit nodig is.
Slide 21 - Open vraag
vandaag
soorten onderzoek
hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan
hoe toets vragen te beantwoorden
microscopie: osmose
Slide 22 - Tekstslide
Een goede onderzoeksvraag:
is specifiek en gericht
beschrijft een oorzaak/gevolg relatie
beschrijft het te onderzoeken verband
NIET: Hoe reageren pissebedden op vochtigheid?
WEL: Reageren pissebedden beter op een omgeving met een hoge of lage luchtvochtigheid?
zet er altijd in het onderdeel dat je onderzoekt en de 2 condities die je vergelijkt!!
Onderzoeksvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Een goede hypothese:
beschrijft de te onderzoeken variabel
beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
bevat een op theorie gestoelde verklaring
ALS … DAN … WANT
let op: het hoeft niet te kloppen, dit is juist wat er onderzocht gaat worden!
Hypothese
Slide 25 - Tekstslide
Een goede hypothese:
beschrijft de te onderzoeken variabel
beschrijft de doelgroep/onderzoekspopulatie
beschrijft de te verwachten uitkomst van het onderzoek
bevat een op theorie gestoelde verklaring
ALS … DAN … WANT
Hypothese
Slide 26 - Tekstslide
Voorbeeld hypothese
Onderzoeksvraag:
Hebben leerlingen die alle lessen bijwonen hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen?
Mogelijke hypotheses (verwachting):
Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben hogere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.
Leerlingen die alle lessen bijwonen, hebben lagere cijfers dan leerlingen die niet alle lessen bijwonen.
Slide 27 - Tekstslide
1 Variabele bedenken
->welke factor ga je in je experiment manipuleren?
2 Groepen samenstellen
->Minstens twee groepen (dus meer mag)
-> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.
3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden
4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
-> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang
werkplan
Slide 28 - Tekstslide
1 Variabele bedenken
->welke factor ga je in je experiment manipuleren?
2 Groepen samenstellen
->Minstens twee groepen (dus meer mag)
-> Per groep nooooooooooooit 1 exemplaar
->Grote groepen om de kans van toeval zo veel mogelijk uit te sluiten.
3 Overige omstandigheden hetzelfde/gelijk houden
4 Metingen bepalen: wat ga je meten, hoe en hoe vaak?
-> lengtegroei meten, liniaal, 1x per dag, om 12:00, 30 dagen lang
werkplan
check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar?
Slide 29 - Tekstslide
check:
Is deze proef valide?
Is deze proef betrouwbaar?
Een goede proef is zowel valide (validiteit) en betrouwbaar!!
Betrouwbaarheid:
Wanneer de proef vaak herhaald wordt, dan zijn de resultaten nagenoeg hetzelfde zijn.
Validiteit
Meet je wat je daadwerkelijk wil meten? Heb je wel de juiste meting gekozen voor het effect wat je wil meten
werkplan
Slide 30 - Tekstslide
Wat was de onderzoeksvraag bij deze resultaten?
A
Welke temperatuur vinden gistcellen het fijnst?
B
Wat is de invloed van koolmonoxide op gistcellen?
C
Wat is de invloed van de temperatuur op de activiteit van gistcellen?
D
Wat doen gistcellen?
Slide 31 - Quizvraag
Welke term wordt gebruikt voor Flegrs bewering?
A
hypothese
B
onderzoeksvraag
C
probleemstelling
D
theorie
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de beste onderzoeksvraag?
Je hebt gezien dat er op bomen soms mossen groeien. Het valt je op dat de mossen niet overal op de stam zitten. Met welke onderzoeksvraag kun je dit onderzoeken?
A
Waar groeien mossen?
B
Welke soorten mossen groeien op de stam?
C
Waarom groeien mossen op bomen?
D
Groeien de mossen steeds aan dezelfde kant van de stam?
Slide 33 - Quizvraag
Een voedseldeskundige bestudeert wat het effect is van dagelijks vitamine D supplementeren op de stemming van een persoon. Wat voor onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothesetoetsend onderzoek
Slide 34 - Quizvraag
Een politieagent houdt bij hoeveel jongens en meisjes er onder invloed rijden. Wat voor onderzoek is dit?
A
Beschrijvend onderzoek
B
Hypothesetoetsend onderzoek
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de afhankelijke variabele in deze onderzoeksvraag?: Hebben pissebedden de voorkeur voor een lichte of donkere omgeving?
A
De hoeveelheid licht
B
De pissebedden
C
Waar de pissebedden zitten
Slide 36 - Quizvraag
meer uitleg nodig?
Slide 37 - Tekstslide
vandaag
soorten onderzoek
hoe onderzoek te doen: hypothese, onderzoeksvraag werkplan
Meestal zijn dan de DATA gegeven en moet je ook de VERBINDING erbij geven, maar het accent ligt op de CONCLUSIE.
D -> data
V -> verbinding
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Leg uit waarom bij een soort sprake is van een levenscyclus.
Stap 1: Doewoorden omcirkelen
Stap 2: Puntwoorden onderstrepen
Stap 3: Puntwoorden uitleggen
Stap 4: Slotzin formuleren met signaalwoord
Slide 46 - Tekstslide
Leg uit waarom bij een soort sprake is van een levenscyclus.
Stap 1: Doewoorden omcirkelen
Stap 2: Puntwoorden onderstrepen
Stap 3: Puntwoorden uitleggen
Stap 4: Slotzin formuleren met signaalwoord
Een soort bestaat uit alle individuen die zich onder natuurlijke omstandigheden (dus zonder menselijk ingrijpen) onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen.
Een levenscyclus is de opeenvolging van alle ontwikkelingsstadia van een soort.
Daarom spreekt men bij een soort over een levenscyclus.
Slide 47 - Tekstslide
Leg uit waarom bij een individu sprake is van een levensloop
puntwoorden:
Doewoorden:
Analyseer deze vraag met behulp van de onderstaande symbolen.
Slide 48 - Sleepvraag
Leg uit waarom bij een individu sprake is van een levensloop