H3 -1 bedrijfskolom, kosten, winst

Hoofdstuk 3
paragraaf 3.1 + 3.2
Productie van een spijkerbroek
Lesbrief Vraag & Aanbod
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
paragraaf 3.1 + 3.2
Productie van een spijkerbroek
Lesbrief Vraag & Aanbod

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je begrijpt wat een bedrijfskolom is
  • Je weet wat parallellisatie, specialisatie, differentiatie en integratie is
  • Je begrijpt het verschil tussen vaste en variabele kosten
  • Je kunt de Totale kosten, totale opbrengst en totale winst berekenen
  • Je kunt een TK en TO functie tekenen 

Slide 2 - Tekstslide

om te onthouden
bedrijfskolom
Alle schakels van een product: van de grondstof tot het eindproduct. Tussen elke schakel bevindt zich een markt. 
specialisatie
Een bedrijf stoot activiteiten af naar een andere bedrijfskolom. 
paralellisatie
Een bedrijf is in verschillende bedrijfskolommen actief. 
verticale integratie
Een bedrijf is actief in meerdere schakels van de bedrijfskolom. 
differentiatie
Een bedrijf stoot een productiefase af. 

Slide 3 - Tekstslide

Een boer heeft 50 melkkoeien en besluit melk tot kaas te gaan verwerken. Dit is....
A
integratie
B
parallellisatie
C
specialisatie
D
differentiatie

Slide 4 - Quizvraag

uitwerking
Integratie: een tussenliggende markt wordt uitgeschakeld en geïntegreerd in het eigen bedrijf. 

Slide 5 - Tekstslide

Een aardappelteler opent op een stuk grond bij zijn bedrijf een boerencamping.
A
integratie
B
specialisatie
C
parellellisatie
D
differentiatie

Slide 6 - Quizvraag

uitwerking
parallellisatie: het bedrijf is in verschillende bedrijfs kolommen actief dus parallellisatie. 

Slide 7 - Tekstslide

Een boer verbouwde al jaren mais, bieten en graan maar gaat nu alleen nog maar bieten verbouwen.
A
integratie
B
specialisatie
C
parallellisatie
D
differentiatie

Slide 8 - Quizvraag

uitwerking
specialisatie: het bedrijf richt zich alleen nog op 1 activiteit. 

Slide 9 - Tekstslide

om te onthouden
constante kosten (CK)
Kosten die niet afhankelijk zijn van de hoeveelheid geproduceerde goederen (Q). Bijvoorbeeld huur van het gebouw. 

variabele kosten (VK)
Kosten die wel afhankelijk zijn van de hoeveelheid geproduceerde goederen. Bijvoorbeeld materiaalkosten. 

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de kosten soorten in de juiste kolom
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijvingen
Verwarming gebouw
Huurkosten gebouw
Loonkosten
Benzinekosten

Slide 11 - Sleepvraag

om te onthouden
Totale kosten functie (TK-functie)
Totale kosten = variabele kosten x Q + constante kosten
oftewel: TK = vkQ + CK
Totale opbrengsten functie (TO-functie)
Totale opbrengsten = prijs x Q 
oftewel: TO = pQ
Totale winst functie (TW-functie)
Totale winst = totale opbrengst - totale kosten
oftewel: TW = TO - TK

Slide 12 - Tekstslide

TK = 0,50q + 14.000.
P = 3
Q = 10.000
Wat is waar?
A
TK = 24000, TW = 6000 CK = 14000, TO = 30.000
B
TK = 5000, TW = 25000, CK = 14000, TO = 30000
C
TK = 24000, TW = 0, CK = 14000, TO = 30000
D
TK = 5000, TW = 25000, CK = 14000, TO = 30000

Slide 13 - Quizvraag

Totale opbrengst (TO) = 60Q
Totale kosten (TK) = 40Q + 200.000
Bij welke omzet is de winst 250.000 euro?
A
45.000
B
22.500
C
2.250.000
D
1.350.000

Slide 14 - Quizvraag

Tekenen TK-lijn


TK = 0,5Q + 4500
Vul twee waarden voor Q in, en bereken de TK:
Dus de TK-lijn gaat door de punten (0,4500) en (1000,5000)
Teken een assenstelsel met horizontaal de hoeveelheid (Q) en verticaal de hoeveelheid geld (hier TK).

Q
0
1000
TK
4500
5000

Slide 15 - Tekstslide

Teken in 1 grafiek de functies van:
TO = 75Q en de functie TK = 35Q + 30.000
productiecapaciteit: 2000

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ging het tekenen van de grafiek?
A
ik had beiden goed
B
ik had beiden fout
C
de TO functie was goed, de TK functie was fout
D
de TO functie was fout de TK functie was goed

Slide 18 - Quizvraag

samenvatting
  • parallellisatie, specialisatie, integratie en differentiatie zijn belangrijke begrippen die je moet kennen
  • constante kosten wijzigen niet met de productiehoeveelheid, variabele kosten wel
  •  TK = vkQ + CK
  • TO =pQ
  • TW = TO - TK

Slide 19 - Tekstslide

Ik ken de begrippen parallellisatie, specialisatie, integratie en differentiatie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik begrijp het verschil tussen vaste en variabele kosten
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan een totale kosten, totale opbrengsten en totale winst functie opstellen en er berekeningen mee doen
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik kan een grafiek tekenen van een totale kosten en een totale opbrengsten functie
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll