Les 2 Zelfstandig werkwoord - predikaat

Predikaat - zelfstandig werkwoord

Lesdoel:
De studenten weten wat het predikaat, argument en adjunct is. Zij kunnen het predikaat benoemen. 
Ook kunnen zij de vorm van een predikaat met argumenten en adjuncten benoemen en toepassen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Predikaat - zelfstandig werkwoord

Lesdoel:
De studenten weten wat het predikaat, argument en adjunct is. Zij kunnen het predikaat benoemen. 
Ook kunnen zij de vorm van een predikaat met argumenten en adjuncten benoemen en toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Soorten zinnen:
Enkelvoudige zin / Samengestelde zin

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Om ervoor te zorgen dat aangedreven machines veilig zijn, moeten ze voldoen aan bepaalde eisen.
Gevaren kunnen niet afgeschermd of geïsoleerd worden.
Ik rijd naar de winkel met de auto.
Morgen is het vakantie.
Iedereen is aanwezig.
Vandaag is het droog maar morgen gaat het regenen.
De kat mauwt en krijgt gelijk eten.

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord van de zin:
Harry zit in de klas.
A
in de klas
B
Harry
C
er is geen zelfstandig werkwoord
D
zit

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin:
De cursus vca heeft studenten veel geleerd.

Slide 5 - Open vraag

Predikaat
Een predikaat is het zelfstandig werkwoord van een zin.

Slide 6 - Tekstslide

Argumenten van een predikaat
De verplichte woordgroepen die bij een predikaat horen, heten argumenten.

De andere woordgroepen zijn adjuncten.

Slide 7 - Tekstslide

Valentie van het predikaat
Het aantal argumenten dat bij een predikaat horen, wordt de valentie van het predikaat genoemd.

Het predikaat wandelen heeft een valentie van één.
Eénplaatsig predikaat.

Slide 8 - Tekstslide

Ilhan wandelt naar het park.
Predikaat: wandelt
Valentie: één
Argument:Ilhan

Vorm: iemand wandelt

Slide 9 - Tekstslide

Ilhan wandelt in het park.
Wat is het predikaat?
A
Ilhan
B
wandelt
C
in
D
het park

Slide 10 - Quizvraag

Ilhan wandelt in het park.
Wat is de valentie van het predikaat?
A
Eén
B
Drie
C
Twee
D
Vier

Slide 11 - Quizvraag

Ilhan wandelt in het park.
Wat is het argument van het predikaat?
A
Eén
B
Er is geen argument
C
in het park
D
Ilhan

Slide 12 - Quizvraag

Schrijf een zin met een éénplaatsig predikaat.

Slide 13 - Open vraag

Schrijf een zin met een tweeplaatsig predikaat.

Slide 14 - Open vraag

Schrijf een zin met een drieplaatsig predikaat.

Slide 15 - Open vraag

Weet je een vierplaatsig predikaat?

Slide 16 - Open vraag

Geef het predikaat, valentie en argumenten weer in de volgende zin:

De vrouw heeft een bos bloemen van haar zus gekregen.

Slide 17 - Open vraag

Met pbm wordt de uitrusting bedoeld die de werknemer moet beschermen tegen de gevaren op het werk.
Enkelvoudige zinnen:
Met pbm wordt de uitrusting bedoeld.
Pbm moeten de werknemer tegen gevaren beschermen.

Schrab de hulpwerkwoorden weg:
Met pbm bedoelt men de uitrusting.
Pbm beschermt de werknemer tegen gevaren.

Predikaat - valentie - vorm
Predikaat: bedoelen (tweeplaatsig - iemand bedoelt iets).
Predikaat: beschermen (tweeplaatsig - iets/iemand beschermt iets/iemand).

Slide 18 - Tekstslide

Met pbm | wordt | de uitrusting | bedoeld | die | de werknemer | moet | beschermen | tegen de gevaren | op het werk. |

Met pbm adjunct
Wordt adjunct
De uitrusting argument
Bedoeld predikaat
Die adjunct
De werknemer argument
Moet adjunct
Beschermen predikaat
Tegen de gevaren adjunct
Op het werk adjunct

Slide 19 - Tekstslide

Predikaat
Argument
Adjunct
Met pbm
wordt
de uitrusting
bedoeld
de werknemer
moet
beschermen
tegen de gevaren
op het werk.
die

Slide 20 - Sleepvraag

Volgende week
Vanuit valentie naar zinsontleding

Slide 21 - Tekstslide