Duurvorm: werkwoord be + werkwoord + ing
(I am walking)Verleden tijd: werkwoord + ed of 2e rijtje(I walked)
Toekomende tijd: will + werkwoord (I will walk)
Voltooid tegenwoordige tijd: have/has + voltooid deelwoord of 3e rijtje (I have walked)
Voltooid verleden tijd: had + voltooid deelwoord of 3e rijtje (I had walked)