Samenstellingen: Bouw je eigen woorden!

Samenstellingen: Bouwen van woorden!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenstellingen: Bouwen van woorden!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je samenstellingen herkennen en zelf samenstellingen maken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over samenstellingen?

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn samenstellingen?
Samenstellingen zijn woorden die bestaan uit twee of meer losse woorden die samen een betekenis hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Geef drie voorbeelden van samenstellingen

Slide 5 - Woordweb

Voorbeeld: Appelboom
Een voorbeeld van een samenstelling is 'appelboom'. Het bestaat uit 'appel' en 'boom'.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je samenstellingen?
Je kunt samenstellingen maken door twee of meer woorden aan elkaar te plakken.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: Fietsbel
Een ander voorbeeld is 'fietsbel'. Het bestaat uit 'fiets' en 'bel'.

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling of losse woorden?
Sommige woorden lijken op samenstellingen, maar zijn eigenlijk losse woorden. Bijvoorbeeld 'huiswerk' is een samenstelling, maar 'huiswerk maken' zijn losse woorden.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken je samenstellingen?
Twijfel je of een woord een samenstelling is?

Zeg het woord hardop of hardop in je hoofd. Ligt de nadruk op het laatste woord, dan is het altijd een samenstelling.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
wangen
C
springen
D
kaasschaaf

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
Voetbal
B
Gebak
C
speelplein
D
Handdoek

Slide 12 - Quizvraag

Samenstellingen
A
groentesoep
B
groentensoep

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 14 - Quizvraag

Samenstellingen
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
Een woord met een streepje erin
B
Een woord dat uit minimaal twee lettergrepen bestaat
C
Een woord dat bestaat uit meerdere werkwoorden
D
Een woord dat bestaat uit meerdere zelfstandig naamwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Samenstellingen
A
beresterk
B
berensterk

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 19 - Quizvraag

Samenstellingen
A
koninginnensoep
B
koninginnesoep

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
huiswerkmap

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
betekenis
B
persoon
C
telefoon
D
nagellak

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
tafels
C
computer
D
schermpjes

Slide 23 - Quizvraag

Oefening: Zelf samenstellingen maken
Maak een samenstellingen met de volgende woorden: zonnebloem, boekenplank, tafeltennis, leeslamp.

Slide 24 - Tekstslide

Samenstellingen in de praktijk
Samenstellingen kom je veel tegen in de Nederlandse taal. Het helpt om woorden beter te begrijpen en nieuwe woorden te leren.

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld: Telefoonboek
Een bekend voorbeeld is 'telefoonboek'. Het bestaat uit 'telefoon' en 'boek'.

Slide 26 - Tekstslide

Samenstellingen in de media
Let op samenstellingen in kranten, tijdschriften en op internet. Het helpt je om de betekenis van nieuwe woorden te begrijpen.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld: Krantenartikel
Kies een krantenartikel en markeer de samenstellingen die je tegenkomt. Bespreek daarna de betekenis van die woorden.

Slide 28 - Tekstslide

Oefening: Samenstellingen in een tekst
Lees de tekst en markeer de samenstellingen die je tegenkomt. Bespreek daarna de betekenis van die woorden.

Slide 29 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we vandaag geleerd? Samenstellingen zijn woorden die bestaan uit twee of meer losse woorden die samen een betekenis hebben. We hebben samenstellingen herkend en zelf gemaakt.

Slide 30 - Tekstslide

Einde
Bedankt voor jullie aandacht! Blijf oefenen met samenstellingen en breid je woordenschat uit.

Slide 31 - Tekstslide