Samenstellingen in het Nederlands: Regelmatig of onregelmatig?

Samenstellingen in het Nederlands: Regelmatig of onregelmatig?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenstellingen in het Nederlands: Regelmatig of onregelmatig?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je spellingregels toepassen bij het vormen van samenstellingen in het Nederlands.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over spellingregels bij samenstellingen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn samenstellingen?
Samenstellingen zijn woorden die zijn samengesteld uit twee of meer zelfstandige naamwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel 1: Aan elkaar
Bij sommige samenstellingen schrijven we de woorden aan elkaar.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel 2: Met een koppelteken
Bij sommige samenstellingen gebruiken we een koppelteken tussen de woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel 3: Los van elkaar
Bij sommige samenstellingen schrijven we de woorden los van elkaar.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel 4: Verbindingsklank
Bij sommige samenstellingen voegen we een verbindingsklank toe tussen de woorden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Aan elkaar
Schrijf de volgende samenstellingen aan elkaar: boekentas, sneeuwman, tafelkleed.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Met een koppelteken
Plaats het juiste koppelteken in de volgende samenstellingen: hoge-school, zonne-bril, auto-deur.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Los van elkaar
Schrijf de volgende samenstellingen los van elkaar: fietsbel, appelboom, voetbalveld.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Verbindingsklank
Voeg de juiste verbindingsklank toe aan de volgende samenstellingen: hondenhok, tafelpoot, koffiekopje.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Bij sommige samenstellingen kan de betekenis veranderen als je ze anders schrijft.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: Zijdeur vs. Zij deur
Zijdeur betekent een deur aan de zijkant, terwijl zij deur betekent een deur die van iemand anders is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Betekenisverschil
Geef de betekenisverschillen aan tussen de volgende samenstellingen: blauw-wit vs. blauwwit, glas-in-lood vs. glasinlood.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatig of onregelmatig?
Sommige samenstellingen volgen vaste spellingregels, terwijl andere onregelmatig zijn en uit het geheugen geleerd moeten worden.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Regelmatig of onregelmatig?
Geef aan of de volgende samenstellingen regelmatig of onregelmatig zijn: boekenkast, handtas, boekenlegger, handdoek.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdieping: Samenstellingen in de praktijk
Bespreek de verschillende soorten samenstellingen die in de Nederlandse taal worden gebruikt, zoals woordgroepen en afgeleide samenstellingen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdieping: Uitzonderingen
Behandel enkele uitzonderingen op de spellingregels bij samenstellingen, zoals 'pannenkoek' en 'kopje koffie'.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Herhaal de belangrijkste spellingregels bij samenstellingen en benadruk het belang van oefenen en memoriseren.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde
Bedank de studenten voor hun deelname en beantwoord eventuele vragen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.