6. Lezen: verwijswoorden


Goedemorgen allemaal!
Open LessonUp & Nederlands methode 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Goedemorgen allemaal!
Open LessonUp & Nederlands methode 

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken

Slide 2 - Tekstslide

Planning aankomende weken:


Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

1. Uitleg verwijswoorden LessonUp
2. Oefenen verwijswoorden LessonUp
3. Opdracht in tweetallen

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.
Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Verwijswoorden

De man werd verdacht van diefstal, omdat hij zich verdacht gedroeg in de winkelstraat.
Hij verwijst naar de man

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Mijn vriendin, die vandaag jarig is, geeft volgende week een groot feest.
Die verwijst naar mijn vriendin

Slide 7 - Tekstslide

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

De sporters zijn klaar met de wedstrijd. Zij zijn erg moe.

Wat is het verwijswoord in deze zin?
A
De sporters
B
De wedstrijd
C
Zijn
D
Zij

Slide 9 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment

Slide 10 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek

Slide 11 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het voorwerp
A
deze voorwerp
B
dit voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Welk verwijswoord hoort erbij:
De man ... daar loopt.
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 13 - Quizvraag

Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
In tweetallen 
Markeer alle verwijswoorden die je kan vinden in dit verhaal
Klaar? hand omhoog en laten zien

Oefenen in de Nederlands methode: bijspijkeren: lezen

Slide 15 - Tekstslide